Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Halmahéra

betekenis & definitie

Halmahéra - 1) eil. in de Moluksche Zee, tusschen 2° 14' N.B. en 0° 56' 20" Z.B. en 127° 21' 10" en 128° 53' 15'' O.L., deel uitmakend van de res. Ternate, met een oppervl. van ± 17.998 K.M.2 en bestaande uit 4 schiereil., door de baaien van Kaoe, Bitjoli en Wéda van elkaar gescheiden. Midden door elk schiereil. loopt een met zwaar bosch begroeide bergketen; ze komen samen in het midden van het eil. in de vlakte van Gobé, waardoor van Oba naar Ekor een kalkrug loopt met enkele toppen van ± 3000 M. De bergketen van het N.lijk schiereil., 3000-4000 M. hoog, is van vulkanischen aard (meest bekende vulkanen: de Gamkonorah op de W.- en de Doekoma Tala op de O.-kust); de keten van het Z.lijk schiereil. is ± 840 M. hoog; die van het O.-lijk en Z.O.-lijk bereiken slechts 700-800 M. Groote rivieren ontbreken; de Kaoe-rivier, de eenige met een eenigszins uitgestrekt stroomgebied, is slechts voor kleine prauwen bevaarbaar. De voornaamste voortbrengselen van het eil. zijn: sago, kokosnoten, tabak, rijst, goede houtsoorten en damar.

Van de fauna kunnen genoemd worden: talrijke soorten kakatoe’s en parkieten, herten, zwijnen, buideldieren en loophoenders (Megapodius); apen komen niet voor. Het binnenland is grootendeels onbevolkt; de bevolking woont meest aan of niet ver van de kust; het best bevolkt is het N.lijk schiereil. Op grond van de taal moet onderscheid gemaakt worden tusschen de bewoners van N.-Halmahéra, de bij de kust gelegen eil. en die van de geheele kust der Kaoebaai aan den eenen kant, en de overige bewoners van het eil. Eerstgenoemden n.l. (verdeeld in een aantal stammen, waarvan de voornaamste zijn: Galéla, Tobélo, Loda en Tobaroe) spreken, met de Ternatanen Tidoreezen, talen, die zoowel uit een grammaticaal als uit een lexicologisch oogpunt een groep vormen, welke niet in het verband der Austronesische talen (zie AUSTRISCHE TALEN) kan worden ondergebracht, doch wel in grammaticalen bouw overeenkomst vertoont met sommige Papoeatalen. (Zie Dr. v. d. Veen, De Noord-Halmahéra’se taalgroep tegenover de Austronesische talen, 1915.) Ook in uiterlijk voorkomen blijkt verschil: over het algemeen zijn de bewoners van Noord-H. krachtiger van bouw dan die van het Z.; de eersten hebben gekruld, de laatsten meestal kroesachtig haar; vele mannen in het N. dragen baarden. — De stammen wonen elk in hun eigen gebiedskring; zij zijn geen rechtsgemeenschappen meer, wel de zelfstandige onderdeelen, n.l. de stamgenootendorpen, bestaande uit een complex van verwante families uit den stam; deze indeeling is op sommige plaatsen, op Tidoreesch H. sedert lang, verbroken door het ontstaan van territoriale dorpen. De woningen der bevolking staan, in de dorpen, op den vlakken grond; vroeger woonde zij veelal verspreid in tuinhuisjes bij de velden, maar onder den invloed van bestuur en zending vereenigt zij zich hoe langer hoe meer in vaste nederzettingen. — Het verwantschapsstelsel is parentaal; ten aanzien van het huwelijk heerscht eleutherogamie (zie EXOGAMIE); in het huwelijk heerscht gelijkheid van man en vrouw, ook ten aanzien van echtscheiding; ondanks het ouderrecht is de bruidschat nog in zwang gebleven. (Zie HUWELIJKSEN ERFRECHT IN DEN O.-I. ARCHIPEL). Naar den godsdienst is de bevolking te verdeelen in Heidenen, Mohammedanen en Christenen; het Christendom heeft in den laatsten tijd een groote uitbreiding op het eiland gekregen. Van de vier zendelingen, door de Utr.

Zend. Ver. daarheen gezonden in 1866/67, is de zendeling-werkman H. van Dijken het best geslaagd. Hij vestigde zich bij het meer van Galéla en noemde zijn woonplaats Duma naar Jez. 21 : 11-12. Er kwam in 1871 een beweging naar het Christendom, gevolgd door een tweede in 1892, waartegenover van Dijken zeer, wellicht te voorzichtig was. Kort vóór zijn dood kwam een derde opwaking van begeerte voor het Christendom in 1897. Daarvan wist zendeling A. Hueting op taktvolle wijze partij te trekken. De resultaten waren geweldig. Thans werd het centrum Tobélo, waar een opleidingsschool, gemeentetuinen, een ambachtsschool en een hulpziekenhuis tot stand kwamen.

Zendeling Hueting ging later naar Boeroe en werd vervangen door J. Metz. Andere ressorten met hun zendelingen zijn Loloda en Morotai; Djailolo, zend. J. Fortgens; Kaoe, zend. G. J. Ellen; Dodinga, zend. H. Lasschuit; Boeli Wéda, zend. G. Maan. Te Duma-Galéla werkte M.J. v. Baarda. Het getal Christenen gaat reeds de 3000 te boven.

Er zijn 88 filialen, 82 inl. helpers voor evangelisatie en 67 voor de scholen. — Politiek is het eil. verdeeld in een deel, dat tot het sultanaat Ternate behoort, n.l. het N.-lijk schiereiland tot een lijn van Tofongo op de O.-kust naar den oorsprong van de Kajasa en langs den Noorderoever tot de W.-kust gaande, benevens het Z.-lijk schiereil., ten Z. van een lijn van Foja op de O.-kust naar Djojopa op de W.-kust; de rest behoort tot het sultanaat Tidore. De beide gebiedsdeelen zijn in een aantal districten, meest samenvallend met de gronden der vroegere stamgebieden, verdeeld; aan het hoofd van elk staat een uit het volk gekozen Sĕngadji (Tern.) of Songadji (Tid.) — Litteratuur: van Dijken. Togt naar het Iboe-geb., Ber. Utr. Zendingsver. 1879. Artikelen van C. F. H. Campen in Tijdschr. van het Batav. Gen., Dl. 27, 28, en 30; Bijdr. Kon. Inst. v. d. T. L. en V. v. N. I. 1884 en 1885; Tijdschr. van Nijv. en Landb. in N.I. Dl. 24 en 28; M. J. van Baarda, Galélareesch-Holl. woordenlijst; id. Fabelen, verhalen en overlev. der Gal., Bijdr.

Kon. Inst. 1902; J. Fortgens, Van Sidangoli naar Iboe, Med. Zend. Gen. 1904; id. Tobéloreesch-Holl. woordenboek; J. L. D. v. d. Roest, Woordenl. der Tobélo-Böeng-Taal; W. Kükenthal, Forschungsreisen in den Molukken u. in Borneo, 1896; Mr. C. van Vollenhoven, Het adatrecht van N.I. — 2) Afd. der res. Ternate, verdeeld in 4 onderafd.: Djailolo, Tidore, Roéda en Tobélo.

< >