Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gutta percha

betekenis & definitie

Gutta percha - Stof verkregen uit het melksap van verschillende tot de familie der Sapotaceeën behoorende boomen, vooral uit het geslacht Palaquium, welke in Z.O.-Azië (Malakka, Singapore, Sumatra, Borneo, N.-Guinea) voorkomen. De g. is eerst in 1848 in Europa gebracht. De beste g. wordt verkregen uit den bast van Palaquium oblongifolium, van P. Gutta en P. borneense, minder goede leveren Payena Leerii en Palaquium leiocarpum. Om de g. te winnen, worden de boomen, welke het product leveren, door de inlanders eenvoudig omgekapt, waarna zij in den bast op afstanden van 3—5 d.M. ringen snijden tot op het hout.

Het uitvloeiende melksap verzamelt zich in die ringen, waarin het gedeeltelijk stolt. Men schraapt het gestolde product van den boom af en kneedt het in warm water tot grootere, op brooden gelijkende, stukken. Blijft het melksap langer vloeibaar dan vangt men het op en doet het door verwarming boven een vuur stollen. Ook wordt tegenwoordig g. bereid uit de bladeren der bovenvermelde Palaquium-soorten volgens een door Dr. Ledeboer gevonden, sedert ongeveer twintig jaren te Singapore uitgevoerd procédé, waarbij de fijngemaakte bladeren met warm water worden behandeld, waardoor de g. zich op de oppervlakte in kleine stukjes afscheidt. Uit vrees, dat de ruwe behandeling van de g.-boomen tot het uitroeien ervan zou voeren, heeft de Indische Regeering in 1885 te Tjipetir (Preanger Regentschappen) een proefaanplant van verschillende soorten aangelegd, welke men in 1900 uitbreidde tot de tegenwoordige Gouvernements-onderneming. De g. voor den handel vormt een droge, roodachtige massa, vaak sterk verontreinigd met bast- en houtdeeltjes. Bij de gewone temperatuur is g. harden weinig veerkrachtig; tusschen 60o en 60° wordt zij plastisch.

Bij afkoeling wordt zij weder hard. In water is g. onoplosbaar, in benzol, chloroform en zwavelkoolstof lost zij gemakkelijk op. G. bestaat voornl. uit een koolwaterstof van de samenstelling (C5H8)x, waaraan men den naam gutta heeft gegeven. Bovendien bevat zij in afwisselende hoeveelheid zoogen. harsen (tot de phytosterinen behoorend), waarin o. a. amyrine en lupeol, vrij of in den vorm van esters, konden worden aangetoond. Het harsgehalte loopt zeer uiteen, bij de slechte soorten kan het tot 80 % stijgen, terwijl de beste niet meer dan 12 % bevatten. De blad-g., welke groen- of geelachtig gekleurd is, bevat ongeveer 8 % hars. In de fabrieken, die g. verwerken, wordt zij machinaal in stukken gesneden, die men in warm water sterk kneedt om de onzuiverheden te verwijderen.

Ten slotte perst men het weeke product hydraulisch door fijn gaas. De g. wordt gewoonlijk niet gevulkaniseerd zooals de caoutchouc of rubber. Men vormt eenvoudig uit de verwarmde g. de voorwerpen zooals trechters, flesschen, hevels (voor zuren, vooral fluoorwaterstofzuur), gehoorbuizen, matrijzen in de galvano-plastiek enz. De g., welke is verkregen door extractie met benzine, wordt bros. Tegenover caoutchouc heeft g. het voordeel, in vochtigen toestand meer duurzaam te zijn, vandaar dat het bij voorkeur wordt gebruikt als isolatiemateriaal voor onderaardsche en onderzeesche electrische geleidingen, en als g.-doek in hospitalen. Ook de vervaardiging van sommige soorten drijfriemen verbruikt veel g. De cultuur der g.-boomen vereischt veel zorg; men kweekt de boomen uit zaad.

< >