Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Greco

betekenis & definitie

Greco - (Domenico Theotocopuli, bijgenaamd ,,el Greco”), geb. omstreeks 1647 te Candia op Kreta, overl. 1614 te Toledo. Spaansch schilder. Reeds zeer vroeg naar Italië gegaan werd hij daar leerling bij Titiaan. In Rome heeft hij speciale studie gemaakt van Michelangelo en Raphaël, daarna naar Spanje vertrokken, waar hij zich te Toledo vestigde.

Men mag waarschijnlijk aannemen, dat G. begeerd heeft een rol te spelen aan het hof van Philips II, bij de vervaardiging der kunstwerken voor het Escorial. Geïntroduceerd door den beeldhouwer Pompeo Leoni, is hem opgedragen een altaarstuk te maken: het martyrium van S. Mauritius en zijn legioen, welk schilderij evenwel niet in den smaak van den koning viel. Desniettegenstaande is G. in Spanje zeer spoedig populair geworden (belangrijke opdrachten voor kloosters en kerken ; portretten van den aartsbisschop en de hooge geestelijkheid, in Toledo van aanzienlijken en geleerden).—G.’s kunst staat in den beginne onder sterken Venetiaanschen invloed. Titiaan, Tintoretto Veronese en aanvankelijk vooral J. Bassano. Zelfs wanneer hij in Spanje zeer onafhankelijk zijn eigen weg gaat, blijft die Venetiaansche leerschool nog te herkennen in coloriet en compositiewijze. G. heeft zich als een bijzonder decoratief colorist ontwikkeld, waarin hij op meesterlijke wijze de lichtwaarden in fijnste nuances weet te verwerken. Dit hangt ten nauwste samen met zijn behandeling der vlakken, die hij tot kleine, brokkelige, onrustige, bewegelijke stukjes weet op te lossen, zonder zich aan de teekening en het beloop van lijnen al te zeer te houden. De oudere begrippen omtrent de evenwichtigheid en de afronding van composities laat hij varen ten gunste van een zoover mogelijk doorgevoerden indruk van het momentane, zoodat zijn geheele stijl in hooge mate den indruk van onmiddellijkheid en vrijheid heeft gehouden.

Zijn schilderwijze, die nooit kalm opbouwend is, maar alles in vlugge, niet altijd samenhangende streken te zien geeft, past bij dit opgewonden temperament. Eigenaardige verteekeningen van onderdeelen, overdrijvingen van enkele partijen ten gunste van de concentratie zijn G. niet vreemd en waren de redenen, dat men hem lang hetzij als een krankzinnige of als een vluchtig dilettant, eindelijk ook als een astigmaticus heeft beschouwd. De richting, welke de moderne kunst na de periode van het impressionisme vooral onder de leiding van Van Gogh en Cézanne heeft ingeslagen, was echter wel geschikt om den half vergeten meester tot ongekenden roem te brengen, aangezien hij consequenties uit het werk van zijn Venetiaansche voorgangers heeft getrokken, wier strekking eerst in ’t einde van de 19e eeuw weer konden worden begrepen. Enkele trekken zijner kunst zijn, zooals men terecht opgemerkt heeft, wellicht ook uit zijn Grieksche afkomst en zijn in de jeugd verworven kennis van Byzantijnsche voorbeelden te verklaren. In zijn zeldzame landschappen heerscht, evenals in zijn overige werk een extatisch visionair gevoel.

G. heeft de meeste werken eigenhandig gesigneerd in kleine Grieksche letters: ,,Kreter Domenikos Theotokopulos”. Zijn werken bevinden zich in de Musea te New-York, Boston, Philadelphia, Coll. Widener; Dresden, Kopenhagen, Boedapest, Parijs, Rome; de voornaamste en de talrijkste te Madrid, Museo del Prado, en Escorial en te Toledo in het Greco Museum en in verschillende kerken. — Litt.: August E. Mayer, El Greco. München, Delphin-Verlag 1916.

< >