Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Granaatkartets

betekenis & definitie

Granaatkartets - (krijgsk.), ook wel shrapnel genoemd, projectiel voor geschut, gedeeltelijk gevuld met kogels (granaatkartetskogels) en buskruit; voorts voorzien van een tijdbuis of een tijdschokbuis, zoodat men de g. op het juiste oogenblik voor en boven het doel kan laten springen. Wordt ook wel naar den uitvinder shrapnel genoemd. De oudere g. voor het achterlaadgeschut waren geheel van gietijzer, de nieuwere zijn van staal en bestaan uit een stalen bus met gietijzeren kop.

De wand der ijzeren g. wordt geheel in scherven verdeeld ; van de stalen blijft de bus heel, zoodat hieruit de kogels door de springlading worden voortgeschoten. De kegelvormige bundel kogels heet de verspreidingskegel (zie figuur 2 en 3).

De springlading bevindt zich bij de oudste g. in een zoogenaamden „gevulden koker”, die over de geheele lengte van het projectiel in de as hiervan wordt geplaatst en die aan de bovenzijde de buis draagt: centrale springlading. De nieuwere g. hebben een buskruitkamer aan de bovenzijde: kamergranaatkartetsen; een enkele maal bevindt zich ook buskruit in den kop, ten einde bij het springen door een tegendruk de voorwaartsche beweging der kogels te verminderen en daardoor den tophoek van den verspreidingskegel te vergrooten: grootere breedtewerking, kleinere dieptewerking der g.

De g. van ons veldkanon van 7,5 c.M. bevat 270 kogels van 11 gram; die van ons kustkanon van 24 c.M. L. 36 bevat 1250 kogels van 50 gram.

„Brisantgranaatkartets” (Eenheidsprojectiel), die onder werking van de tijdinrichting der tijdschokbuis springt: springpunt granaatkartetsdeel in de lucht, springpunt granaatdeel onder werking der nog intact zijnde schokinrichting op den grond.

< >