Goens (rijklof michael van) - Nederl. letterkundige, geb. te Utrecht 1748, buitengewoon geleerd en reeds op 18-jarigen leeftijd professor te Utrecht in de geschiedenis, welsprekendheid, oudheidkunde en Grieksch. Reeds vóór dien tijd had hij verschillende oudheidkundige studies uitgegeven. Kreeg later meer voorliefde voor de nieuwere letterkunde, bewonderde Rousseau en andere buitenlanders en werkte mee aan de vernieuwing van onze vaderlandsche letterkunde. Onder het ps. „Ie philosophe sans fard” schreef hij in de „Nieuwe Bijdragen tot opbouw der Letterkunde”; in 1769 bewerkte hij naar Mendelssohn Verhandeling over het Verhevene en Naïve in de schoone Kunsten en Wetenschappen, waarin ook zijn opgenomen vertalingen van Klopstock’s Stervenden Godloochenaar en Hamlet’s monoloog.
Door zijn vrijzinnige opvattingen maakte hij zich veel vijanden, en zag hij zich in 1776 genoodzaakt ontslag te nemen als hoogleeraar. Daarna wijdde hij zich geheel aan de staatkunde; in 1781 schreef hij, fel Prinsgezind, een Politiek Vertoog over het waar sistema van de stad Amsterdam en andere schotschriften. Trok later naar den Haag en kreeg van Willem V een jaargeld (tot 1795). Reizen, ondernomen voor zijn gezondheid, brachten hem in aanraking met Lavater en Stilling. Overleed te Wernigerode in 1810.