Gade (Niels Wilhelm), geb. te Kopenhagen 1817, overl. ald. 1890, een der meest beteekenende componisten van Skandinavië, in de zoogen. romantische periode. Zoon van een onvermogend instrumentmaker, genoot G. aanvankelijk slechts gebrekkig muziekonderwijs; veel heeft hij door zelf-onderricht moeten aanvullen. Eenmaal lid van de hofkapel, studeerde hij ijverig verder, en schreef ook zijne eerste composities. Met zijn Opus 1, de ouverture „Nachklange von Ossian”, had G. een buitengewoon geluk.
Zij won den eersten prijs bij een wedstrijd, uitgeschreven door de Muziekvereeniging te Kopenhagen, en werd onmiddellijk daarna door Mendelssohn te Leipzig uitgevoerd. Dit maakte G. met één slag beroemd. Koning Christ. VIII verleende hem een stipendium om, tot zijne verdere ontwikkeling, zich in voorname muziekcentra op te houden. Hij koos ’t eerst Leipzig, aangetrokken door Mendelssohn, die hem den grootst mogelijken steun verleende, en met wien hij hartelijk bevriend werd. G. heeft Mendelssohn in 1844 vervangen als leider van de Gewandhausconcerten te Leipzig en nam na diens dood (1846) twee jaren de directie op zich. 1848 vestigde G. zich voor goed in zijne geboortestad, en werkte daar tot aan zijn dood, als dirigent, leeraar en componist.
De muziek van G. is verwant aan die van Mendelssohn, maar bezit daarneven een eigenaardig en geheel bijzonder karakter, dat onafscheidelijk verband houdt met zijne nationaliteit. Melodie-vorm en akkoordverbinding hebben dat niet-te-definieeren iets, dien weemoedigen ondergrond, die verwant is aan de stemming door de natuur in Skandinavië gewekt. Ofschoon moet worden toegegeven, dat veel van de muziek van G. niet meer strookt met onzen tijd, mag zij toch niet geheel verwaarloosd worden.