Fijt, panaritium, eene acute, pijnlijke, meestal in ettering overgaande ontsteking aan de eindkootjes van de vingers. De f. zetelt in het bindweefsel onder de huid, of het beenvlies, zelfs het been. Vaak vindt men de f. onder den nagel in het nagelbed. Zij kan zich echter ook verder over de vingers en de hand uitstrekken.
Bij een dieper gaande ontsteking kan deze voortschrijden in de peesscheeden in de hand of in de lymphevaten langs den arm opkruipen tot in de okselklieren, eventueel algemeene infectie veroorzaken. F. begint met eene zwelling en roodheid van de vingertoppen; een sterk kloppend gevoel, door den druk op de bloedvaten en pijn door de spanning van het ontstoken weefsel. Een oppervlakkige, niet heftige f. geneest gewoonlijk onder goede behandeling vrij snel. Deze behandeling bestaat in de aanwending van warme pappen, warmwaterbaden voor de vingers, waarbij de ontsteking verdwijnt. Vaak moet eene door de ontsteking losgewoelde en afgestorven nagel worden verwijderd. De behandeling van ernstiger ontstekingen, waarbij zich etter vormt, is eene chirurgische. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat bij slechte of onjuiste behandeling van een diepgaande ontsteking ook ontsteking in het nabij gelegen gewricht optreedt, gevolgd door algeheele stijfheid in dat gewricht.