Etsch - (Ital. Adige, spreek uit: Adidzjee. Lat.: Athesis), ontspringt in Tirol dicht bij de Zwitsersche grens op 1571 M. hoogte ten O. van den zadelvormigen Reschenscheideck, die haar stroomgebied van de Inn scheidt, loopt door eenige meren en komt met groot verval op de Malser Heide en de vlakte van Glurns (907 M.). Van hier wordt de Vintschgau, zooals het boven-E.dal heet, lengtedal, dus breed en vaak moerassig. Bij Meran, het beschutte gezondheidsoord, breekt de vlakte met een steilen rand van 200 M. plotseling af; de E. neemt de woeste Passeier van ’t N. op en vormt weldra den vruchtbaren dalketel van Bozen. Langs de Eisack van ’t N. komt tevens de Brennerbaan, die verder nu het Etschdal volgt en bij Trient door het Val Sugana een lijn afgeeft naar Venetië.
Bij Trient zijn we reeds in het echte Trentino, ’t landschap met Italiaansch sprekende bevolking en Zuidelijk klimaat, waar zuidvruchten (zelfs citroenen) groeien, die verderop in de Povlakte ontbreken. Langs Rovereto komen we door de engte van de „Veroneser Klause” en bij Verona in de vlakte. Langs moerassige oevers, in tragen en slijkerigen loop, herhaaldelijk door kanalen in verbinding met de Po, loopt de E. ten slotte bij Porto Fossone in zee.