Wat is de betekenis van engte?

engte - Zelfstandignaamwoord 1. nauwe doorgang 2. eigenschap van nauw te zijn Woordherkomst afgeleid van eng met het achtervoegsel -te

engte - zelfstandig naamwoord uitspraak: eng-te 1. nauwe doorgang ♢ we kwamen met de boot in de engte tussen twee eilanden terecht Zelfstandig naamwoord: eng-te de engte de engtes

engte - Een smal maar bevaarbaar gedeelte van een baai, straat of rivier.

Engte - een zodanige vernauwing van de vaarweg dat voor vaartuigen, welke elkaar op een gegeven ogenblik zouden moeten passeren, de nodige ruimte ontbreekt tot veilig voorbij varen (art. 28 lid 2 Vaarreglement). Bij een engte ontstaan door een obstakel, b.v. aan BB, heeft de vaart voor wie het obstakel aan BB ligt voorrang. Maar als de tegenligger...

nou deurgang; beknoptheid; bekrompenheid.

s.; (v. vaarwater), ingte, nau (it); (uitmonding v. meer), hals; (benauwdheid), knipe, binearing, binaudheit; in de — zitten, yn (’e) bisnijing sitte; in de — brengen, bisette.

v. (-n), 1. omstandigheid of eigenschap van eng, nauw te zijn. 2. nauwe doorgang (te water of te land), enge weg, pas; vgl. zee-, land-, bergengte; (fig., veroud.) in de engte gebracht zijn, in het nauw.

v. engten (1 het eng of nauw zijn, de eigenschap, omstandigheid, dat iets eng is, ook fig.; 2 nauwe doorgang): 1. de engte der wegen; de engte van zijn geest; 2. een bergengte, een zeeëngte, een landengte; zegsw. iem. in de engte brengen, drijven, in het nauw, in verlegenheid.

v. (-n, -s) 1. het eng zijn: de van de wegen. 2. enge doorgang: berg-, land-, zeeëngte. 3. verlegenheid: iemand in de brengen, drijven.