Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eliot (john)

betekenis & definitie

Eliot (john) - geb. 1609, gest. 1690; de apostel der Indianen. Hij was eerst predikant bij de Anglikaansche kerk, ging over naar de Independenten en werd Puriteinsch prediker te Roxburg in Amerika. Vandaar kwam hij in aanraking met de omwonende Indianenstammen, beoefende hun talen en bracht het, nadat hij in 1646 voeling met hen had gekregen, in 1661-’63 tot een bijbelvertaling voor dat volk. Zijn ideaal was een bijbelsch-theokratische organisatie van de Indianen.

Hij vormde een tweetal van zulke kolonies van „biddende Indianen” met een 500 bekeerlingen. Andere volgden. Hij leidde een belangrijk aantal inlandsche leeraars op. Zijn optreden had ten gevolge de oprichting van de „Corporation for the Propagation of the Gospel in New-England” (1649) door het Lange parlement. Deze corporatie bepaalde zich tot zendingscollecten. De schoone vruchten van E.’s arbeid gingen later weer teloor wegens de onderlinge oorlogen der Indianen.

Dit treurig einde heeft E. echter niet beleefd. E. was zijn tijd vooruit, daar hij medelijden met de heidenen voelde, die door anderen werden beschouwd als Kanaanieten, nakomelingen des duivels, die behoorden uitgeroeid te worden. Maar het andere uiterste, een poging om Indianen aan de Universiteit te Cambridge op te leiden, mislukte. Vgl. J. de Normandie, J. E. the Apostle to the Indians, Harvard Theol. Review (1912-13) 349-370 en A. Eekhof, A remarkable bible discovered, The Christian Intelligencer (1914).

< >