Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Nieuw-Guinea

betekenis & definitie

Nieuw-Guinea - (Nederlandsch), ook wel Tanah Papoea genoemd, omvat met een oppervlakte van ± 390.000 K.M2. ± 48 % van het geheele eiland, waarvan het ’t W.-lijk deel inneemt; de O. grens wordt gevormd van de N.-kust tot de Flyrivier door den 141sten lengtegraad, volgt deze rivier tot den meridiaan van de monding der Bensbachrivier of Torasi op de Z. kust en gaat verder langs dezen meridiaan (141°'48" O. L.) tot de Z.-kust. Administratief behoorde dit gebied met verschillende omliggende eil. tot 1920 gedeeltelijk tot de res. Ternate, gedeeltelijk tot de res. Amboina ; in Maart van dat jaar werd het gewest N.-Guinea ingesteld, onder een resident met standpl.

Manokwari, verdeeld in 3 afd : Noord-N.-Guinea, onder een ass. res. met standpl. Manokwari, West-N.-Guinea, onder een ass.-res. met standpl. Fak-Fak, en ZuidN.-Guinea onder een ass.-res. met standpl. Merauke. Het Nederlandsche gebied kan, als men geen rekening houdt met de bovengenoemde administratieve indeeling, in vijven verdeeld worden :

I. Het gebied der Kalana Fat of Vier Radja’s, omvattende de eil. Waigéoe, Salawati en Misoöl of Batan Mé met een groot aantal kleinere eil. en een deel v. d. N.W.-kust van ’t hoofdeil.

II. De Maccluergolf en aangrenzende streken ; de kust ten N. van deze golf is onbewoond, terwijl in het binnenland enkele onafhankelijke stammen wonen. Om den eigenaardigen vorm wordt dit gedeelte wel de Vogelkop genaamd. Voornaamste plaatsen Fak-Fak en Skroë.

III. De Z.-kust van Kaap van den Bosch tot aan de Eng. grens ; in het W. de Argoeni- en Kiroeroe- of Etnabaai. Voor een deel is dit gebied, ook aan de kusten, schaars bevolkt; aan de Digoel wonen talrijke stammen, terwijl de Z.-kust ten O. van Komoran tamelijk sterk bevolkt is. Ten N. omvat dit deel de hellingen van het Centrale gebergte, waar een aantal bergstammen wonen.

IV. De Geelvinkbaai met omgeving en bijbehoorende eil. In het N.W. van de baai ligt de hoofdplaats van het tegenwoordige gewest N.-Guinea, Manokwari. De kusten zijn tamelijk wel bevolkt; hier wonen ook de Noemforen (zie NOEMFOR). V. De N.-kust, van Kaap d’Urville tot aan de (voormalige) Duitsche grens. Hier vindt men het Sĕntanimeer; de bevolking verschilt veel van de Westelijk wonende Papoea’s. Voor de bevolking zie verder PAPOEA’S. Tot de voortbrengselen behooren, behalve boschproducten: vogelhuiden, vooral van paradijsvogels, copra, damar, muskaatnoten, massooibast, schildpad, schelpen, enz.

Zending. Het N.-W. gedeelte wordt bearbeid door de Utrechtsche Zendingsvereeniging. In 1862 werden de eerste kweekelingen, onder wie J. L. van Hasselt, uitgezonden. Eerst werd gewerkt op Manaswari te Mansinam. Het moordend klimaat deed menig zendeling ten grave dalen of als invalide repatrieeren. Telkens moesten posten worden verlaten.

Maar in 1907 is een opwekking gekomen, die alles een ander aanzien gaf. De regeering heeft het Sneeuwgebergte aangewezen als de grens tusschen deze Noordelijke en de R.-K. Zuidelijke zending op N.-G. Van de Humboltsbaai tot Fak-Fak vindt men langs de kust, in het binnenland en op de eilanden den arbeid der zending. Die nieuwste gegevens zijn bijeengebracht door J. Rauws, N.-G. (’s-Gravenhage, 1919).