Doxa - (Gr.), gloria, heerlijkheid. Het woord heeft in het N. T. een eigenaardige kleur. Het doet eenigszins denken aan de sjechinah van de Joden.
Het moet niet als bij ons vervluchtigd en vergeestelijkt worden. Men heeft het te denken als een hemelsche materie of kracht, een tastbaar- en zichtbaarwording van het goddelijke, Gods natuur, voor zoover ze wordt gezien. Zoo is ook Christus na zijn verhooging in D. En de Zijnen zullen met hem daarmee omstraald zijn.