Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dover

betekenis & definitie

Dover - 1) stad en parlementsdistrict in het Engelsche graafschap Kent, 114 K.M. O.Z.O. van Londen, aan het smalste deel van ’t Engelsch Kanaal, tegenover Calais; de stad ligt aan den uitgang van het, door krijtrotsen omgeven, dal der Dour. In 1911 telde ’t 43.645 inw.; het bezit twee oude kerken (St. Mary- en St. Jameskerk). De krijtrotsen zijn beroemd; op de hoogten ten O. der stad zijn uitgebreide vestingwerken aangelegd, die de haven en ’t kanaal beheerschen. Als gevolg van zijn ligging ten opzichte van het continent, is het de belangrijkste havenplaats van ’t graafschap Kent. Daar de havenbocht zeer klein is, heeft men door reusachtige dammen een nieuwe kunsthaven, met 2 groote dokken, gemaakt. Aan de, uit graniet en betonblokken bestaande, Admiraltypier hebben de passagiersbooten hun ligplaats; de beide Oostelijke golfbrekers omsluiten een oorlogshaven met een opp. van 250 H. A.; ten W. er van ligt de handelshaven. D. heeft regelmatige stoombootverbinding met Calais en Ostende en is ’t eind van den Z. O.- en Chathamspoorweg. Het scheepvaartverkeer bedroeg in 1912: 4.510.312 ton. De stad bezit scheepstimmerwerven, touwslagerijen, zeilmakerijen. De visscherij, en daarvan vooral de trawlvisscherij op den Doggersbank, is een groot-bedrijf in D. geworden. Nederl. Consulaat.

2) stad in den staat New-Hampshire, in ’t N.O. van de Ver. St., aan de spoorlijn van Lawrence naar Portland en aan een belangrijk knooppunt van spoorwegen; 13.000 inw. D. heeft katoen- en wolindustrie en schoenfabrieken.