Davit - inrichtingen, waarin op een schip de sloepen hangen (zie Fig.1), zoodanig, dat bij rechtliggend schip de sloep vrij van het boord kan worden geheschen en gestreken, en zij ook bij slingerend schip veilig is. De eenvoudigste vorm van d. zijn zware Mannesmann-buizen, draaibaar in twee stoelen tegen het buitenboord. De massieve kop is voorzien van een vertikaal gat, waarin met een oogbout de verbindingsstang is bevestigd, die de koppen der d. op vereischten onderlingen afstand houdt en waaraan de bakstagen zijn opgestoken, welke aan de d. een vasten standgeven (Fig. 2). Aan boord van , oorlogsschepen worden sommige d. neerslaanbaar gemaakt, teneinde het vuur der batterij niet te hinderen.
Zij bestaan dan uit twee deelen, draaibaar ten opzichte van elkaar, als in Fig. 3. Het zgn. inzetten der sloepen is bij de gewone d. altijd een lastige manoeuvre. Om hierin verbetering te brengen, zijn verschillende methoden uitgedacht. Nevenstaande figuur 4 is hiervan een voorbeeld, waarvan de inrichting gemakkelijk uit de figuur is op te maken.
Een andere vorm van d. is de zgn. quadrant-d. van Welin (Fig. 5, 6 en 7). Deze d., bij de Ned. Marine in gebruik, komen ook veel voor op mailstoomers. Varende zijn de sloepen bij deze d. steeds ingezet. De d. zijn tuimelbaar in het dwarsscheepsche vlak en de sloep moet dus in haar volle lengte tusschen de d. passeeren, zoodat deze meer dan sloepslengte uit elkaar staan.
De boveneinden zijn iets naar elkaar toegebogen, waardoor zij zich verticaal boven de hijschoogen der sloepen bevinden. Op het dek zijn tegen boord dwarsscheeps twee stoelen opgesteld, bestaande uit twee opslaande standaards, waartusschen een tandreep. Beide standaards dragen de uiteinden van een transportschroef en van een met brons bekleede, stalen geleidestang. De binnenste standaard is naar boven verlengd door een arm, die een geleiderol draagt voor den sloepslooper, welke vandaar voert naar de belegklamp, tevens bolder aan de d. Langs transportschroef en geleidestang beweegt zich de kop van een zwaren bout, die door een gat in het center der d. gestoken is; het gat voor de transportschroef in den kop is van schroefdraad voorzien.
De d. zijn van onderenverbreed tot een quadrant, dat aan den onderkant van tanden is voorzien. Draait men met behulp van een zwengel de transportschroef, dan zal de boot zich naar binnen of naar buiten verplaatsen, daar ze door de geleidestang verhin derd wordt te draaien, en de d. zal dus naar binnen of buiten boord tuimelen. Bij het uitdraaien der sloep zal in het begin de rijzing der sloep door het langer worden der parten over de geleiderollen de overhand hebben over de daling tengevolge van de tuimelbeweging der d. en dus de sloep een weinig uit de stoelen worden gelicht. Het buitengedeelte van den stoel kan dan worden neergeslagen, waardoor de sloep kan passeeren.