Damplank, oorspronkelijk aaneensluitende planken, welke eenen houten dam vormen, en dienen om grond te keeren. De d. vindt van onder steun in den vasten grond, van boven tegen een sloof of gording, welke zelf tegen palen rust. In dit geval sluiten de d. van achter tegen den grond; van voren bevindt zich enkel water of lucht.
D. dienen ook om het uitspoelen van lossen grond te beletten, waarop een constructie gefundeerd is, b.v. een brugpijler, een landhoofd, enz.; de damplank is alsdan aan beide zijden in den grond gesloten. Voor vormen en materiaal, zie BESCHOEIING.