Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Constant-Benjamin (jean joseph benjamin)

betekenis & definitie

Constant-Benjamin (Jean Joseph Benjamin), schilder, geb. te Parijs 1845, overl. te Parijs 1902; woonde in zijn jeugd te Toulouse en begon zijn studiën aan de Ecole d. B.-Arts. In 1867 keerde hij terug naar Parijs en werd leerling van Cabanel. Twee jaar later debuteerde hij in den Salon met „Hamlet en den Koning”. Zijn bewondering voor de kunst van Eug.

Delacroix voerde hem in 1871 met Minister Tissot naar Spanje en Marokko. Zijn schilderijen uit het Oosten maakten zijn naam bekend. Salon 1873: „Les femmes du Riff au Maroc”; 1876: „Intocht van Mohammed II in Constantinopel” (Museum-Toulouse); Salon 1880: „Les derniers rebelles” (Luxembourg); Salon 1885: „La justice du Chérif” (Luxembourg). Na het midden der tachtiger jaren wijdde hij zich meer aan de decoratieve schilderkunst en het portret. Van zijn hand is het plafond in de feestzaal van het Stadhuis te Parijs: „Paris conviant le Monde a ses fêtes” (Salon 1892); zoo ook de allegorieën der wetenschappen en der litteratuur in de nieuwe Sorbonne (1888) en het groote plafond van de nieuwe Opéra-Comique. Ook het Kapitool te Toulouse decoreerde hij. Zijn grootste succes had hij als portrettist, vooral in Engeland. Gewoonlijk staan zijn modellen voor een kleurig herfstlandschap.

Zijn bekendste portretten zijn die van zijn schoonvader Arago (Salon 1876) en diens vrouw (Salon 1877); „Mon fils André” (Salon 1896, Eeremedaille, Luxembourg); Mme. Ernest Laugier (Exp. Univ. 1900); Paus Leo XIII; M. de Blowitz (Salon 1902). Hij signeerde Benjamin Constant. Werk van hem ook nog te Lille, Perpignan, Bordeaux en Mühlhausen. Tot zijn dood exposeerde hij geregeld in den Salon.

Na 1896 zond hij ook in op de tentoonstelling der Roy. Acad. te London. Zijn licht, sterkkleurig palet werd later meer en meer bruin. In de ontwikkelingsgeschiedenis der schilderkunst beteekent C. weinig. Als portretschilder heeft hij een goeden naam. —Litt.: zie Thieme-Becker’s Künstlerlexikon.

< >