Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Concilie

betekenis & definitie

Concilie - of synode (Kerkvergadering) is een rechtmatige vergadering van dragers van kerkelijke leer- en regeeringsmacht met het doel deze macht door gemeenschappelijke, hun onderdanen bindende beslissingen of besluiten uit te oefenen. Al naar gelang een C. de geheele leerende en regeerende Kerk representeert of slechts een deel ervan, onderscheidt men algemeene (oecumenische) en particuliere C.

I. Particuliere C.; deze vervallen in de volgende soorten:
a) Provincaal C., d. i. de door den Metropoliet bijeengeroepen en geleide vergaderingen der Bisschoppen (of VicarissenKapitulaar of Coadjutoren voorzien van uitoefening van jurisdictie) eener kerkprovincie en eventueel van de tot dit doel aangesloten exemte Bisschoppen en Praelatinullius; als raadgevende medeleden worden toegevoegd vertegenwoordigers der Domkapittels, gewoonlijk ook reguliere abten en andere orde-oversten, theologen, canonisten, enz. Ze zijn sinds de 3e eeuw gebruikelijk en om hun vérstrekkende competentie van groote beteekenis; in de 18e eeuw bijna overal in onbruik, werden zij in de 19e eeuw meermalen gehouden (o. a. voor de Nederlandsche kerkprovincie te ’s-Hertogenbosch in 1865).
b) Patriarchale-exarchale-primatiale C., d. i. de vergadering der bisschoppen, die behooren tot het kerkelijk gebied van een patriarch, exarch, primaat, op bijeenroeping, onder voorzitterschap en leiding van den patriarch of exarch of primaat; een soort primatiale synoden zijn de Afrikaansche z. g. C. plenaria of universalia van de 4e en 5e eeuw onder voorzitterschap van den primaat van Carthago. Daarentegen beteekent C. plenarium, volgens het recht en spraakgebruik van thans eene door een delegaat van den Paus op een door hem bepaalde plaats bijeengeroepen en door hem geleide vergadering van bisschoppen van een Staat (b. v. de 3 C. van Baltimore, 1852, 1866, 1884) of van een ander territorium met gelijke of overeenkomende kerkelijke verhoudingen (b. v. het C. plenarium der Zuid-Amerikaansche bisschoppen te Home in 1899).
c) Nationaal-C., vergaderingen van de bisschoppen van een land, vooral gebruikelijk in het West-Gotische en ?t Frankische Rijk; later herhaaldelijk door Fransche heerschers, het laatst door Napoleon I in 1811 bijeengeroepen.
d) C. van bisschoppen van verscheidene provincies, die niet tot hetzelfde kerkelijk verband behooren (b. v. te Ancyra 314) worden dikwijls Plenar- of Universeele C. genoemd.
e) Vergaderingen van bisschoppen van het geheele Oosten of Westen (b. v. de Lateraansynode 649, de Romeinsche Synode 680, C. van Konstantinopel 381, C. Trullanum 692) worden als Generaal-C. aangeduid, hoewel ook de z. g. Concilia Apostolicae Sedis en in ’t bijzonder die van Leo IX (1049—54) tot Innocentius II (1130—43) jaarlijks, tot Alexander III (1159—81) nog eenige malen te Rome gehoudene, met aangelegenheden van de geheele Kerk zich bezig houdende vergaderingen van bisschoppen van verschillende landen zoo heeten.

II. Algemeen C. is een vergadering der bisschoppen van de geheele aarde om over aangelegenheden van de geheele Kerk te beraadslagen en te beslissen. Tot 't volkomen oecumenisch karakter van een algemeen C. behooren drie factoren:

a) de bijeenroeping van alle bisschoppen door een rechtmatigen paus;
b) het houden onder voorzitterschap en leiding van den Paus of zijn legaten, onder deelneming van een aantal bisschoppen, die de gezamelijke en regeerende Kerk voldoende representeeren;
c) de bindende kracht van zijn besluiten voor de geheele Kerk. Rechtens zijn voor een algemeen C. alle 3 factoren geëischt; in de geschiedenis der algemeene C. echter verschijnt als eigenlijke wezenlijke factor de algemeen bindende kracht, daar b. v. ook de Synode van Konstantinopel van 381, hoewel slechts door den keizer beroepen en door oostersche bisschoppen bezocht, aanzien en waarde van een algemeen C. kreeg. Wat den eersten factor betreft, het recht van de bijeenroeping, als ook van de verdaging, verlegging en opheffing heeft slechts de Paus. Aan dit principieel, in het primaat gegrond recht verandert niets het feit, dat de eerste 8 algemeene C. door de Romeinsche (Oost-Romeinsche) keizers werden bijeengeroepen. Voor een den keizers zelfstandig toekomend bijeenroepingsrecht ontbreekt ieder buiten het bereik van het Caesaropapisme liggende rechtstitel, vooral tegenover bisschoppen, die niet tot hun rijksonderdanen behoorden. Een overeenstemming tusschen keizer en paus ontbreekt overigens slechts voor het C. van 381, dat niet als algemeen gedacht en als zoodanig tot de 6e eeuw niet als zoodanig erkend was. Het recht om bijeengeroepen te worden, en den plicht om te verschijnen hebben alle diocesaan-bisschoppen, naar gegronde meening ook de titulair-bisschoppen. Slechts volgens privilege worden uitgenoodigd en hebben ook een beslissende stem die kardinalen, welke geen diocesaan-bisschoppen zijn, praelati nullius, Generaals van Orden en Generaalabten.

De procuratoren van afwezige bisschoppen en de Vicarissen-Kapitulaar hebben geen recht op een beslissende of slechts raadgevende stem. Als raadgevers worden dikwijls andere clerici en zelfs leeken, vooral Katholieke vorsten en hun gezanten uitgenoodigd. De geldig gewijde, maar schismatieke bisschoppen hebben geen recht om opgeroepen te worden, toch werden de niet-geünieerde Oostersche bisschoppen bij gelegenheid van het 2e C. van Lyon, van Florence en van ’t Vaticaan tot deelname onder voorwaarde van voorafgaande vereeniging uitgenoodigd, terwijl aan de Protestanten bij gelegenheid van het Vaticaansch C. een algemeen rondschrijven met uitnoodiging tot terugkeer werd gericht. Wat den tweeden factor betreft, de opening van het C. is niet aan de aanwezigheid van de meerderheid der bisschoppen gebonden; toch moet het getal der aanwezigen in overeenstemming zijn met een representatie van de regeerende Kerk; het recht van het autoritatief voorzitterschap en de leiding komt den Paus of zijn legaten toe en is ook factisch bij alle C. met uitzondering van het 2e en het 6e door dezen uitgeoefend. De Romeinsche keizers hadden behalve het eere-voorzitterschap slechts de uitwendige leiding der verhandelingen.

De vaststelling van het onderwerp en de gang der verhandelingen geschiedden tot het 5e Conc. van Lateranen op het C. zelf; eene door den Paus te voren vastgestelde, vaste, gedetailleerde zakenverhandeling had voor ’t eerst ’t C. van het Vaticaan. Wat den derden factor betreft, niet slechts de moreele stemmen eenheid, maar de met stemmen-meerderheid genomen besluiten zijn algemeen bindend en in geloofszaken onfeilbaar, wanneer zij en voor zoover zij de toestemming van den Paus krijgen, die aan een meerderheidsbesluit niet gebonden is, die het verwerpen kan of ook een minderheids-besluit algemeen bindend kan maken. Dit geldt principieel van alle C.-besluiten, ingesloten die uit den ouden tijd, wanneer bij deze feitelijk slechts de keizerlijke bevestiging voorkwam; de Pausen stemden toe in ’t votum van hun legaten. Afgezien van het C. der Apostelen te Jeruzalem telt men gewoonlijk 20 algemeene C.