Conciliaire theorie - een theorie, die leert, dat het concilie, n.l. de algemeene kerkvergadering, staat boven den Paus; ontstaan in Engeland door Willem van Occam (gest. 1349 of 1350); die als godgeleerde ’t eerst onderscheid heeft gemaakt tusschen Ecclesia universalis en Ecclesia Romana. Van de Eccl. univers. is alléén Christus het hoofd, in de Eccl. Romana heeft de bisschop van Rome (de paus) het hoogste gezag; omdat nu ’t concilie de vertegenwoordiger is van de Eccl. univers. en de Paus de vertegenwoordiger van de Eccl.
Romana (de Kerk in engeren zin), en de eerste staat boven de tweede, zoo staat volgens hem de vertegenwoordiging van de eerste, het algemeen Concilie, boven de vertegenwoordiging van de tweede, den Paus; deze theorie werd later verkondigd door den vice-kanselier van de universiteit van Parijs Hendrik van Langenstein; de distinctie van Occam vinden we ook bij zijn vriend en tijdgenoot Marsilius van Padua, professor aan de universiteit van Parijs, die in zijn werk „Defensor pacis” leerde: op staatkundig gebied volkssouvereiniteit; op kerkelijk gebied als eenigen grondslag van het geloof de H. Schrift; beslissend gezag bij geloofsstrijd is ’t Concilie; ’t Concilie wordt bijeengeroepen door den Staat; 't primaat van den Paus steunt noch op goddel. recht noch op de H. Schrift; Christus heeft aan zijn Kerk geen zichtbaar opperhoofd gegeven; de Paus is slechts gevolmachtigde. Verdediger van C. th. is ook Gerson. De theorie vond veel aanhangers, o.a. de geheele universiteit van Bologna, en kwam vooral tot uiting op de concilies van Pisa (1409), Oonstans (1414—1418) en Basel (1431).