Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Coevorden

betekenis & definitie

Coevorden (Koevorden), stadje en gemeente in de prov. Drente. De gemeente heeft een oppervlakte van 4930 H.A. en telt ruim 6000 inw. De bodem bestaat uit dalgrond (ondergrond van afgegraven hoogveen), laag- en moerasveen, diluviaal zand en rivierklei van de Vecht, in gebruik voor land- en tuinbouw, veeteelt en veenderij, ’t Oude stadje C., waarvan de oorspr. al in den Romeinschen tijd schijnt gezocht te moeten worden, had in den loop der eeuwen grooten invloed op de geschiedenis van „de oude landschap”, zooals Drente veelal genoemd werd. De oorzaak was, dat in de voortdurende twisten en oorlogen tusschen de bisschoppen van Utrecht en hun plaatsvervangers in Drente, de Drentenaren steeds de zijde der laatsten kozen.

Hendrik II, keizer van ’t heilige Roomsche rijk, waartoe destijds Drente behoorde, schonk (1024) het „graafschap” Drente en het praedium Groningen aan den bisschop van Utrecht, die er een stedevoogd over aanstelde. Deze bewoonde het sterke kasteel van C. en voerde den titel van kastelein, slotvoogd, burggraaf, heer, drost van C. en Drente. De eigenmachtigheid, waarmee die heeren in ’t hun toegewezen gebied optraden, veroorzaakte den bisschop de grootste moeite bij ’t handhaven van zijn gezag. Daarom besloot bisschop Herbert van Bierum in 1145, nadat hij weer gewapenderhand tegen Groningers en Drentenaren had moeten optreden, ’t gezag aan zijn beide broers op te dragen: Leffert werd prefect of burggraaf van Groningen, Ludolf drost van C. Nadat Leffert overleden was, zonder mannelijke nakomelingen na te laten, ontstonden nieuwe geschillen over de vraag, wie hem zou opvolgen, welke kwestie de bisschop alleen wenschte uit te maken. Nog meer oneenigheid ontstond, toen de Groningers hun stad gingen versterken en op hun beurt beweerden, dat daar nu de bisschop niets mee te maken had. De kerk van St. Walburg wilden ze in een burcht veranderen, wat ze vroeger ook zou geweest zijn. ’t Geschil liep zóó hoog, dat de Groningers en de kastelein van C., die ze in hun verzet stijfde, in de ban werden gedaan, en de bisschop een leger naar C. zond, om de stad te bezetten. Ten slotte werd een vergelijk getroffen en de ban opgeheven. Maar de vrede was kort van duur: Egbert, burggraaf van Groningen, en Rudolf, burggraaf van C., lagen nu met elkaar overhoop, en de bisschop moest als bemiddelaar optreden. Hij bracht de partijen uiterlijk tot verzoening, maar weldra ontdekte Rudolf, dat de bisschop en Egbert onder één hoedje hadden gespeeld; men had hem te veel wijn laten drinken, en in dien toestand een overeenkomst laten teekenen, die sterk in zijn nadeel was. Vol woede verzamelde hij een leger, trok tegen Groningen op en nam de stad in. Maar Egbert kwam en joeg er hem weer uit, waarna Rudolf heel Drente in rep en roer bracht, en met een veel grooter leger opnieuw het beleg voor Groningen sloeg. Inmiddels besloot nu ook de bisschop gewapenderhand op te treden; hij zond een leger naar C. om den hardnekkigen drost te straffen. Rudolf, die nog voor Groningen lag, trok dadelijk vandaar weg om zijn eigen stad te ontzetten. Hij legerde zich met zijn troepen op de heide tusschen C. en Gramsbergen, door veen en moerassig weiland gescheiden van ’t vijandelijk kamp. Toen nu het bisschoppelijk leger tot den aanval overging, werd de moerassige bodem den manschappen noodlottig; Rudolf richtte een groote slachting onder hen aan, behaalde een gemakkelijke overwinning en grooten buit. De bisschop zelf was onder de gevallenen. Dat was de slag bij Ane (1227). Al in ’t volgend jaar zond de nieuwe bisschop een aanzienlijke macht af, om den dood van zijn voorganger te wreken en Rudolf in handen te krijgen. C. werd ingenomen, maar blijkbaar niet voldoende bezet, want weldra wist Rudolf de vesting bij verrassing te hernemen. Doch de bisschop zat ook niet stil. Midden in den barren winter, bij strenge vorst, zond hij een sterker leger, dat weldra over bevroren wateren en moerassen C. bereikte. Nogmaals was de oorlogskans Rudolf gunstig; de dooi viel in en de belegeraars moesten zoo snel mogelijk opbreken. Nauwelijks echter was de winter voorbij, of ze verschenen opnieuw, en nu zag Rudolf geen kans meer om tegenstand te bieden. Hij poogde te onderhandelen, maar werd gevangen genomen en stierf op het rad. Dit stukje historie moge voldoende zijn om aan te toonen, dat de lotgevallen der oude landschap eeuwenlang ten nauwste samengingen met die van C. en Groningen, meestal niet ten voordeele van ’t gewest. Toen eindelijk (1536) Groningen en de Ommelanden zich aan Karel V onderwierpen, kon ook C. zich niet meer staande houden; ’s keizers stadhouder of gouverneur van Friesland en Groningen, George Schenk, nam de vesting in, en daarmee kwam heel Drente onder Karels gezag. ’t Verraad van den graaf van Rennenberg bracht C. terug aan Spanje, maar prins Maurits hernam de vesting in 1592. Wel kwam Verdugo haar in 1593 ruim negen maanden lang belegeren, maar tevergeefs.

’t Rampjaar 1672 zag C. in handen van den bisschop van Munster vallen, die er echter nog geen halfjaar meester van bleef, want op oudejaarsdag was ’t weer aan Staatsche zijde, ’s nachts verrast door Rabenhaupt, bevelhebber van Groningen, volgens een plan van Meynert Minnes van der Thynen, koster en schoolmeester te C., later burgemeester van zijn vaderstad en daar in 1707 overl. De laatste belegering, ongeveer een half jaar lang, had C. te verduren in 1813, toen het door de Franschen dapper verdedigd werd, die eerst in Mei 1814 op bevel van koning Lodewijk XVIII aftrokken. In de tweede helft der 19e eeuw werd C., dat als vesting geen beteekenis meer had, ontmanteld. De uitgebreide verveningen in den Zuid-Oosthoek van Drente, de daardoor ontstane veenkoloniën, de ontginning van dal-en heidegronden voor land- en tuinbouw en veeteelt, bracht het vervallen stadje een periode van nieuw leven, als marktplaats voor die omgeving; waterwegen, spoor- en tramlijnen (N.-Ooster-lokaal) stelden het in de gelegenheid, om deel te nemen aan ’t moderne verkeer. In den loop van 30 jaren is de bevolking dan ook verdubbeld, ’t Stadje telt nu ruim 6000 inwoners.