Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Coen

betekenis & definitie

Coen - (Jan Pieterszoon), grondlegger van de macht der Nederlanders in Indië, geb. te Hoorn, 8 Jan. 1587, werd van 1601—1607 te Rome op het kantoor van Justus Pescatore voor den handel opgeleid, trad toen als onderkoopman in dienst der Compagnie, deed in 1612, reeds tot opperkoopman opgeklommen, zijn tweede reis naar Indië, werd in Oct. 1613 tot boekhouder-generaal aller kantoren in Indië en tot president van de kantoren te Bantam en te Djakatra, in 1614 tot directeur-generaal van alle kantoren, en 25 Oct. 1617 tot GouverneurGeneraal benoemd; in 1618 legde hij, trots den tegenstand van den pangeran of regent van het rijkje Djakatra (Djakatra gewoonlijk Jakatra genoemd), en van de Engelschen, te Djakatra een fort aan ter bescherming van de in 1610 aldaar gestichte factorij, en ging, zich op den duur niet bestand achtende tegen de overmachtige Engelsche vloot, kort na de voltooiïng van dat fort naar de Molukken om versterking te zoeken (Jan. 1619), verbrandde op dezen tocht Djapara, waar het vorige jaar eenige Nederlanders waren vermoord, ontzette bij zijn terugkomst het belegerde fort, welks bevelhebber, Van der Broeck, dooreen list krijgsgevangen was gemaakt, veroverde Djakatra, verwoestte het, stichtte op de puinhoopen de stad Batavia, organiseerde het voor de Compagnie verworven gebied, deed in 1621 een tocht naar de Banda-eilanden, welks bevolking hare producten aan de Engelschen leverde, onderwierp deze eilanden, ging met groote wreedheid tegen de inlanders te werk, ontvolkte de eilanden door het in leven gebleden deel der bevolking naar andere deelen van den archipel over te brengen, legde 1 Febr. 1623 zijn bestuur neer, werd in Nederland met groote eerbewijzen ontvangen en tot bewindhebber benoemd en zag zich 3 Oct. 1624 opnieuw tot Gouv.-Gen. benoemd; Engeland deed alsnu stappen om deze herbenoeming te doen herroepen en werkelijk kreeg Coen bevel zich vooralsnog niet in te schepen; hij vertrok echter incognito, kwam in 1627 te Batavia aan, trad 30 Sept. in zijn functie, had tweemalen achtereen een beleg van een krijgsmacht uit Mataram te doorstaan, en overleed tijdens het tweede beleg, 21 Sept. 1629. C. legde tijdens zijn loopbaan groote veldheersbekwaamheden en een bijzonder organiseerend talent aan den dag; verder kenmerkte hij zich door een onafhankelijk oordeel tegenover de hoogmogenden; overigens was hij geheel een niets ontziend man van geweld, die zeer lichtelijk tot harde en strenge maatregelen zijn toevlucht nam en in zijn streven om de baatzuchtige Compagnie tevreden te stellen, voor niets terugdeinsde.

< >