Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Coemeterium

betekenis & definitie

Coemeterium - (κοιμητηριον), in ’t klassiek spraakgebruik het slaapvertrek, in het Christelijk de rustplaats der dooden, zoowel op den vrijen grond (sub divo) als onder den grond. Voor de laatste soort van begraven is het de specifieke benaming, identiek met het latere woord Katacombe. De in het rechtsgebied van Rome langs de oude heirwegen aangelegde C. dragen hun bijzonderen naam òf naar voorname daar bijgezette persoonlijkheden, vooral heiligen (zooals S. Praetextati, S. Sebastiani, S. Petri et Marcellini, enz.), òf naar den oorspronkelijken bezitter (Domitillae, Thrasonis, Generosae), òf naar den met het toezicht toevertrouwden persoon (Callisti). Buiten Rome liggen de volgende meer bekende C.: 1) aan de Via Ostiensis het C. Lucinae met graf en basiliek van den H. Paulus; het C. S. Theclae; C. Comiddillae (in 1903—04 weer blootgelegd) met de graven van de heiligen Felix en Adauctus; 2) aan de Via Ardeatina het groote C.

Domitillae (graven van de heiligen Nereus en Achilleus, Petronilla, Ampliatus, 1e—4e eeuw); daarnaast het C. Marci et Marcelliani (1902 blootgelegd, graf van den H. Damasus, paus);

3) aan de Via Appia het groote C. Callisti (1e— 4e eeuw) met de Lucinakrypte (graf van Paus Cornelius); het eigenlijke Callixtus-C. met de pausgroeve, de kapel van de H. Caecilia, de regio van den H. Soter en de Eusebiusgalerei, het C. S. Sebastiani (genaamd ad Catacumbas) naast de Platonia; het C. Praetextati (graven van de heiligen Januarius, Urbanus, Valerianus, Tiburtius en Maximus, Felicissimus en Agapitus, martelplaats van den H. Sixtus II);
4) aan de Via Latina de weinig bekende C. Aproniani, Gordiani et Epimachi; 5) aan de Via Labicana het C. s. Castuli, C. s. Petri et Marcellini (ad duas lauros; ad s. Helenam, naar haar mausoleum genoemd; graven van de beide martelaren, van den H. Tiburtius, Gorgonius, der Quattuor Coronati, 4e—6e eeuw); 6) aan de Via Tiburtina het C. s. Laurenti of s. Cypriani met de basiliek S. Lorenzo; C. s. Hippolyli (rest van de oude basiliek);
7) aan de Via Nomentana het C. Nicomedis bij Porta Nomentana; het C. s. Agnetis met de gelijknamige basiliek; C. Majus (vroeger Ostrianum, graf van de H. Emerentiana, krypte van den H. Papias en Maurus); C. s. Alexandri bij de oude bisschopstad Ficulea (rest van een oude basiliek); 8) aan de Via Salaria Nova het C. s. Felicitatis (graven van haar en haar zonen); het C. Thrasonis (graf van den H. Saturninus, van Chrysanthus en Daria); C. Priscillae, een der voornaamste (2e—5e eeuw, naar men zegt het Baptisterium van den H. Petrus, naar het graf van den H. Silvester ook ad s. Silvestrum genaamd; met het heidensch graf van de Aciliers); 9) aan de Via Salaria Vetus het C. s. Pamphili, C. s. Hermetis of s. Basillae, C. ad clivum Cucumeris; 10) aan de Via Flaminia het C. s. Valentini (overblijfsel van een oude kapel met crucifixvoorstelling); 11) aan de Via Portuensis het C. Pontiani (oud baptisterium; graven van Abdon, Sennen, Milix, Vincentius en anderen); C. s. Felicis; C. s. Generosae; 12) aan de Via Aurelia het C. s. Pancratii en eenige onbeteekenende; 13) op den Mons Vaticanus het C. Vaticanum met graf en basiliek van den H. Petrus. Zie KATACOMBEN.

< >