Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Cayenne

betekenis & definitie

Cayenne - (Fransch Guyana), Fransche kolonie aan de N. kust van Z.-Amerika, van Suriname gescheiden door de Marowijne-Lawa, terwijl de Oyapock de grensrivier is met Brazilië; vóór de kust liggen de beruchte Isles de Salut (Duivelseiland). C. is het kleinste en minst bevolkte deel der drie Guyana’s. Het heeft een oppervlakte van 78.900 K.M.2 Evenals in Suriname bestaat het binnenland uit een gemiddeld 2—400 M. hoog en dicht begroeid bergland, dat echter weinig bekend is. Onregelmatige granietgebergten doorkruisen dit binnenland.

De Timofakem in het Z. is de hoogste berg en bereikt een hoogte van 800 M. ; in het midden verheffen zich de Mont-Magnétique en de Mt. Touroua. De voornaamste rivieren, die hier ont springen en een moerassige kustvlakte opbouwden, zijn: de Mana en de Sinnamarie. Het klimaat is zuiver tropisch; de warmste maand heeft aan de kust een gemiddelde temeratuur van 27,3°, de koudste van 25,8°. Toch edraagt het verschil tusschen de grootste warmte en de grootste koude, daar ooit waargenomen, nog 16°. Van de drie Guyana’s ontvangt C. den meesten regen en wel 3010 m.M. per jaar. Hiervan valt 934 m.M. dus 31 % in de maanden December en Januari, als de N.O.assaat het sterkst waait. Van de oorspronelijke bewoners, de Indianen, leven in C. nog de Emerillon en de Palikur, de meest Noordwaarts gedrongen stammen van de Tupi’s*.

Zij verbouwen wat manioc en zijn langen tijd als kannibalen berucht geweest. De hoofdbevolking bestaat echter uit Negers en Mulatten, wier aantal op 26.000 wordt geschat. Het groot aantal Aziatische volken: Chineezen, Annamieten, Japanners, Arabieren, benevens de Afrikaansche Kabylen, die allen veel van hun eigenaardigheden hebben behouden, maakt C. tot een chaos van talen, zeden, en klederdrachten. Het aantal blanken is in verhouding tot de andere rassen onaanzienlijk en bedraagt ongeveer 1000, ongerekend de Fransche bezetting van 150 man, benevens de verbannenen, wier aantal in 1915 4.478 bedroeg. De laatste wonen op 4 plaatsen, n.1. in de hoofdplaats C., in Kuru, op de Isles-du-Salut en aan de benedenMarowijne. — De kolonie wordt bestuurd door een Gouverneur, bijgestaan door een staatsraad van 5 leden, en een Kamer van 16 leden, gekozen door de Fransche burgers. Eén deputé vertegenwoordigt de kolonie in het Fransche parlement.

Economische toestand. In de 18e eeuw heeft C. een tijdperk van grooten bloei doorgemaakt door de koffie (sinds 1716) en cacaocultuur (sinds 1730). De landbouw werd sterk bevorderd door de Jezuïeten; na hun verdrijving ging deze dan ook snel achteruit en toen in 1794 de slavernij werd afgeschaft, waardoor de meeste plantages haar arbeiders verloren, ging de kolonie haar ondergang tegemoet. Men was om dit te voorkomen genoodzaakt, in 1802 de slavernij opnieuw in te voeren. Door steun te verlenen aan Chineesche, Maleische en blanke kolonisten, kwam wel een vleug van opleving, doch de afschaffing der slavernij, en nu voor goed, in 1848, veroorzaakte opnieuw een totale inzinking. Van 1852 af werden strafgevangenen naar C. gedeporteerd, op groote schaal Maleiers en Chineezen ingevoerd, waardoor nieuw leven ontstond. Eerst de ontdekking van verscheidene goudvelden in 1886 veroorzaakte, dat in het moederland meer aandacht aan C. werd besteed. Bedroeg de totale bevolking in 1895 niet meer dan 30.300 inw., zij was voornamelijk door den mijnbouw in 1911 gestegen tot 49.000.

Tot 1901 bedroeg de totale productie bijna 100 millioen gulden; toen werden nieuwe velden ontdekt bij de Inini, een zijriviertje van de Lawa. De laatste jaren levert C. het meeste goud van de 3 Guyana’s en wel meer dan de beide andere tezamen, t. w. gemiddeld 3350 K.G. per jaar. Bovendien levert het een weinig zilver, ijzer en phosphaat. Deze mijnbouw is de kolonie zelf echter weinig tot voordeel geweest. Het gering aantal arbeiders, waarover de plantages beschikten, verminderde sterk, doordat de meesten in de mijnen gingen werken. Landbouw en veeteelt konden zich onmogelijk staande houden; de cultuur van vele producten werd aanzienlijk verminderd en verscheidene plantages werden verlaten.

In 1845 voerde C. nog 1.7 millioen K.G. suiker uit, in 1885 slechts 52.000 K.G. De laatste jaren hebben zich enkele cultures eenigszins hersteld, doch het gebrek aan arbeiders blijft een groote hindernis voor een verdere economische ontwikkeling. Rijst, maïs, manioc, cacao, koffie, suiker, indigo en tabak zijn de voornaamste landbouwproducten, terwijl de bosschen naast kostbare houtsoorten, die echter weinig geëxploiteerd worden, veel caoutchouc en balata opleveren. In 1913 bedroeg de uitvoer van alle producten tezamen ongeveer 6 millioen gulden, waarnaast een nagenoeg evengroote invoer, beide naar en uit Frankrijk. Voornaamste haven is de eveneens Cayenne genoemde hoofdplaats met 13.500 inw., de eenige stad van de kolonie. Zij werd in 1604 gesticht en in 1877 tot hoofdplaats gemaakt Eens per maand wordt de stad aangedaan door een der booten van .de Compagnie Général Transatlantique, terwijl kleinere schepen de gemeenschap onderhouden met de andere kustplaatsen, waarvan St. Laurent de voornaamste is. Enkele spoorwegen brengen de verspreide nederzettingen, waarvan er 14 zijn, met een totale bevolking van niet meer dan 12.8000 inwoners, in verbinding met de hoofdstad. Het geheele spoorwegnet had in 1913 echter een lengte van niet meer dan 16 K.M. — Litteratuur: G. Brousseau, Les Richesses de la Guyane Française (1901); H. A. Coudreau, Dix ans de Guyane (1892); idem, Chez nos Indiens (1893); P. Mimande, Forçats et Proscrits (1897); Viala, Les Trois Guyanes (1893).

< >