Cassius. - De gens Cassia was een plebejisch geslacht, dat vele in de Rom. geschiedenis bekende mannen heeft opgeleverd, o.a. : 1) Spurius C. Vecellinus, consul in 502, 493 en 486 v. C., sloot 493 het beroemde verdrag met den Latijnschen bond en zou zijn ter dood gebracht, toen hij bij de verdeeling van het aan de Hernici ontnomen land ook de bondgenooten wilde toelaten. — 2) Lucius C. Longinus bracht Jugurtha naar Rome over en waarborgde hem zijn persoonlijke veiligheid. Hij werd als consul 107 v. C. met Marius tegen de Cimbren gezonden, op welken tocht hij sneuvelde. — 3) Lucius C. Longinus Ravilla voerde als trib. pleb. 137 v C. de stemtafeltjes in bij het gerecht, was als rechter gevreesd (zijne vraag „Cui bono ?”) en richtte 113 v. C. op den wensch des volks het proces der Vestaalsche maagden. Ook heeft hij de aqua Tepula naar Rome geleid. — 4) Caius C. Longinus Varus, consul 73 v. C., werd ’t volgend jaar als proconsul van Gallia Cisalpina door Spartacus bij Mutina geslagen, was in 70 getuige tegen Verres en ondersteunde in 66 het voorstel van Manilius om aan Pompeius het verder voeren van den Mithradatischen oorlog op te dragen. — 5) Cajus C. Longinus, quaestor onder Crassus, nam deel aan den veldtocht tegen de Parthen (53 v. C.), waarin hij den terugtocht van de overblijfselen van het leger beschermde. Bij Carrhae ontkwam hij uit den slag gelukkig naar Syrië, welke provincie hij met beleid tegen de aanvallen der Parthen verdedigde.
In 51 sloeg hij de Parthen volkomen in de nabijheid van Antiochië. In 49 sloot hij zich als volkstribuun bij Pompejus aan en na Pharsalus ging C. in 47 naar Rhodus, verzoende zich met Caesar en zou daarop het bestuur over Syrië verkrijgen. Hij nam deel aan de samenzwering tegen Caesar en verliet na diens moord Rome; na vervolgens verschillende opdrachten van den Senaat te hebben vervuld op Sicilië, in Cyrenaica, in Syrië en tegen Rhodus, trok hij 42 met Brutus naar Europa en leverde bij Philippi slag tegen Octavianus. Toen het bericht van de overwinning, door den legervleugel van Brutus behaald, niet spoedig genoeg aankwam, liet C. zich dooden door zijn vrijgelaten Pindarus, waarop de slag verloren was. — 6) Caius C. Parmensis, een van Caesar’s moordenaars en tenslotte partijgenoot van Antonius, ook als dichter genoemd. — 7) Caius C. Longinus, beroemd rechtsgeleerde uit de school van Ateius Capito: zijne leerlingen noemden zich Cassiani. Hij bestuurde Syrië onder keizer Claudius, 50 n. C., werd door Nero verbannen naar Sardinië, omdat hij onder zijne familieportretten ook dat van C., den moordenaar van Caesar, had hangen, maar door Vespasianus teruggeroepen. — 8) Lucius C. Hemina oudste, weinig bekende Rom. annalist, waaruit slechts Plinius onmiddellijk geput heeft, ± 146 v. C.