Buch - (Leopold von), geb. 1774 op het kasteel Stolpe bij Angermünde, Uckermark; werd reeds op zijn 16e jaar leerling van G. A. Werner aan de „Bergakademie” te Freiburg en studeerde tusschen 1793 en 1796 te Halle en Göttingen. Hij was gedurende korten tijd als „Bergreferendar” in Silezië in staatsdienst; wijdde zich echter verder geheel aan de wetenschap; reeds in zijn studietijd bezocht hij: Bohemen, het Ertsgebergte, den Harz, Thüringen en het Fichtelgebergte, daarna Salzburg (1797), de Alpen en de Jura, Italië (1798), Auvergne (1802), Zweden, Noorwegen en Lapland (1806— 1808), Canarische eilanden (1816), Schotland (1817). Van hem is gezegd, dat hij tusschen de Noordkaap en de Canarische eilanden geen streek onbezocht liet en bijna geen streek onbeschreven. Eene in 1826 voor de eerste maal uitgegeven geognostische kaart van Duitschland in 24 bladen, welke tot 1843 vijf drukken beleefde, het eerste werk van dien aard en omvang, dat in Europa werd samengesteld, beëindigde in hoofdzaak zijne strikt geologische werkzaamheid.
Daarna legde hij zich vooral toe op de studie van versteeningen en Stratigraphie (baanbrekende verhandelingen over Cephalopoden, Brachiopoden, Cystoideeën en de Duitsche jura); hij overleed 1853 in Bellijn in den ouderdom van 79 jaar. Von B. was zonder twijfel de grootste geoloog van zijn tijd, wellicht de grootste geoloog, dien Duitschland ooit heeft voortgebracht. Hij was een uitmuntend waarnemer en wist zijn waarnemingen op heldere, onderhoudende en elegante wijze mede te deelen. Geen onderdeel der geologische wetenschap was hem vreemd; op menig gebied bracht zijn doordringende geest klaarheid, waar nevel heerschte. Hoewel in veelzijdigheid en als filosoof de mindere van zijn vriend Von Humboldt, was ook hij op ander gebied zeer belezen. Persoonlijk bekend met nagenoeg alle Europeesche geologen van zijn tijd, die hem eerden wegens zijn kennis en karakter, was zijn invloed—mededoor zijn aristokratische afkomst en financieel onafhankelijke positie — zeer groot.
Als leerling van Werner aanvankelijk overtuigd aanhanger van het neptunisme*, werd hij door waarnemingen aan vulkanen in Auvergne aan het wankelen gebracht. Zijn bekeering ging geleidelijk, haast ongemerkt, maar was er niet minder volledig om. De verklaring, dat Skandinavië bezig was op te rijzen uit de zee, deed ten slotte evenveel voor de bevordering van Hutton’s theorie als eenig overtuigd vulkanist* kon doen. De geschriften van Von B. werden na zijnen dood, in ééne uitgave vereenigd, uitgegeven. Met bijdragen uit geheel Europa werd een groot gletscherblok van graniet tot een gedenkteeken te zijner eer opgesteld bij Steier in Tirol.