Bloemdek - Perigonium (plantk.) noemt men de bloembekleedselen (zie BLOEM), wanneer deze laatste uit één krans bestaan, of uit twee kransen, die in vorm en kleur aan elkaar gelijk zijn, zoodat men niet op de gebruikelijke wijze kelk en bloemkroon onderscheiden kan. Voorbeelden zijn vele Lelieachtigen (Tulp), Brandnetelachtigen, enz. Het b. bestaat bij sommige Cypergrassen uit haren, meestal echter uit bladeren, die alle los zijn of in meerdere of mindere mate vergroeid en dan een buis, een klok, een trechter, enz. vormen.
Indien de kleur groen is en het b. niet groot, noemt men het kelkachtig (b.v. bij de Brandnetel), anders kroonachtig (Lelieachtigen, Narcisachtigen). Het is gebruikelijk, doch niet gewenscht, den naam bloemdek te geven zoowel aan de perigonen, die uit één, als aan die, welke uit 2 kransen bestaan. In het laatste geval is de buitenste krans eigenlijk een kelk, de binnenste een bloemkroon, en zijn de deelen alleen daarom gelijk van vorm en kleur, omdat ze dezelfde functie hebben (b.v. bij de Tulp).
