Kransen (Gr.-Rom.) van bloemen of bij gebrek daaraan van kruiden werden door de Grieken en Romeinen bij alle feestelijke en plechtige gelegenheden gedragen. Met kransen van olijfblaren versierden de Gr. de overwinnaars in de nationale spelen— hun geboortestad schonk hun een gouden krans —, met laurieren do Rom. hun krijgshelden. Ook góden en vorsten werden met k. getooid.
Daar men ook de dooden bekranste, kwam het leggen van kransen op graven in zwang. Als ornament kenden de Ouden k. vooral op munten.