Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kelk

betekenis & definitie

Kelk, - in de R.-K. Kerk het voornaamste en noodzakelijkste vaatwerk bij de H. Mis. Stof en vorm zijn in den loop der tijden zeer verschillend geweest. In den eersten Christelijken tijd werd ieder waardig vaatwerk uit willekeurige stof gebruikt, b.v. hout, glas, leem; maar met voorliefde toch uit edel metaal; nog in 1310 moest een synode te Trier het gebruik van k. uit glas of leem verbieden.

Naar de thans geldende voorschriften moet minstens de kuip (cuppa) van goud zijn of van zilver, aan de binnenzijde verguld; armoede of vervolging veroorlooft het gebruik van tin; ook dan moet de binnenkant der cuppa verguld zijn. De vorm is in het wezenlijke altijd dezelfde gebleven: een kuip rust door middel van een middenstuk op een vasten voet; in Romaanschen tijd was de k. gewoonlijk klein (ronde voet, halfvormige kuip), hij werd hooger en slanker in de Gothiek, maar werd in de Renaissance dikwijls hinderlijk hoog. De k. moet door den bisschop of een ander gevolmachtigde gezalfd worden met H. Chrisma; de k. verliest echter zijn wijding, wanneer de kuip aan de binnenzijde de vergulding geheel verloren heeft of wegens een scheur onbruikbaar geworden is.