Bas (F. de)

betekenis & definitie

Bas (F. de), een Ned. generaal, geb. 1840 te ’s-Gravenhage, ontving zijne opleiding aan de Koninkl. Milit. Acad. te Breda en werd in 1860 benoemd tot 2en luit. bij het 3e Reg. Dragonders. Hij diende vervolgens in verschillende rangen bij den gener. staf en ten slotte als luit.-kol. bij het 2e Reg. Huzaren, waarna hij in 1891 belast werd met de oprichting van het krijgsgeschiedkundig archief van den gener. staf te ’s-Gravenhage. Na als luit.-kol. der caval. te zijn gepensionneerd, werd hij benoemd tot directeur van genoemd archief, in welke functie hij, na tot den rang van luit.-gen. te zijn opgeklommen, thans (November 1916) nog werkzaam is. Generaal de B. heeft zich bijzonder verdienstelijk gemaakt voor de kennis van onze vaderl. krijgsgesch. Behalve tal van tijdschriftartikelen, verschenen o.a. van zijn hand: Prins Frederik der Nederlanden en zijn tijd; Geschiedenis en tactiek der cavalerie; De Duitsch-Deensche oorlog; Het krijgsgeschiedkundig archief en De waarheid betreffende Beeringen, 5 Augustus 1831. Van zeer veel belang is het werk over den veldtocht in 1815, dat in 1908 door den toenmaligen kol. de B. in samenwerking met den Belg. kol. van den gen. staf graaf de T’Serclaes de Wommersom, in de Fr. taal werd uitgegeven: F. de Bas et le Comte J. de T’Serclaes de Wommersom, La campagne de 1815 aux Pays-Bas d'après les rapports officiels Neerlandais. Brussel 1908/’09 (3 dln.). Dit zeer uitvoerig werk is van groot belang voor de kennis van het aandeel, dat de Ned. troepen in genoemden veldtocht gehad hebben; het zet vele zaken recht, die òf uit bescheidenheid waren verzwegen, òf door buitenl., vooral Eng., schrijvers onjuist waren voorgesteld.