Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Ballade

betekenis & definitie

Ballade - 1) letterk. benaming, afkomstig van het Provençaalsche b a ll a d a, danslied, een lied, dat bestemd was om den dans te begeleiden. In de geschiedenis der Fr. dichtkunst is de b. een z.g. „poème à forme fixe”, een gedicht met vasten vorm. Het bestaat uit drie coupletten, ieder van acht of tien verzen, ieder dezelfde rijmen bevattend, en uit een „envoi”, dat gewoonlijk begint met de woorden „Prince”, „Princesse”, „Roi”, „Reine”, „Sire”, en de helft van de verzen van ieder couplet telt. Het laatste vers van het eerste couplet wordt herhaald aan het eind van de beide andere en van het „envoi”, waarin de rijmen van de coupletten overgenomen worden. De b. komt het eerst voor in de 14e eeuw. Zij had haar grootsten bloei in de 16e (François Villon) en in de eerste helft der 16e eeuw (Clément Marot). Noch de „Pléiade”, noch de dichters der 17e eeuw, behalve La Fontaine, voelden zich tot dit rijmenspel aangetrokken. Eerst in de tweede helft der 19e eeuw kwam zij weer in eer door toedoen van de Banville, Coppée, Richepin, Theuriet en Rostand. In het eerste bedrijf van „Cyrano de Bergerac” laat Rostand zijn hoofdpersoon al vechtende eene b. dichten, waarvan het slotvers luidt: „A la fin de l’envoi, je touche !” en waarvan het rijmenschema den volgenden vorm vertoont: 3 maal abab bcbc en, voor het „envoi”, bebe. — In de 15e en 16e eeuw werd de b. (in de 16e eeuw ook balade geschreven) in de Nederlanden ook druk door de rederijkers beoefend. Het was dan evenals in Frankrijk een gedicht in verzen van gelijke lengte en bestaande uit gelijkgebouwde strofen, telkens met een refrein („stock”) en gevolgd door een slotcouplet. Het kwam dus in hoofdzaak overeen met het z.g. refrein*. — Sinds de 18e eeuw wordt met het woord b. ook een geheel andere dichtsoort bedoeld. Toen duidde men n.l. in Engeland aldus aan de oude, epische volksliederen, die in de 13e en 14e eeuw ontstaan waren, maar in een vorm uit lateren tijd bewaard zijn. In 1766 verscheen een verzameling van deze b. „Reliques of Ancient English Poetry”, uitgeg. door Th. Percy, bisschop van Dromore. In deze verzameling waren alle oude b. opgenomen, en fragmenten tot een geheel voltooid. Een groep dezer b. beweegt zich om de legend, figuur van Robin Hood. Deze zou ± 1160 geboren zijn, en na zijn vermogen verkwist te hebben, vogelvrij zijn verklaard. Hij koos Sherwood tot verblijfplaats met zijn gezellen Little John, Friar Tuck, e. a. De overlevering zegt, dat hij een vermaard boogschutter was. Hij beroofde de rijken om hun goederen aan de armen te kunnen geven. R. H. was de verpersoonlijking van den tegenstand van het volk tegen de wreede jachtwetten, die onder de eerste Normandische koningen ingevoerd werden. Een andere groep b. ontstond voornamelijk in het N. van Engeland, aan de Schotsche grens, en bezingt de gevechten van de grensbewoners. Zeer bekend is „Chevy Chase”, waarin de strijd tusschen de graven Douglas en Percy behandeld wordt. Verder mogen van de Eng. balladen genoemd worden: The Nutbrown Maid, Sir Patrick Spence; The Queen’s Marie; Childe Waters; Edward of the Bloody Brand. Sinds de 18e eeuw verstaat men nu meestal onder b. de gedichten in den trant der genoemde oud-Engelsche gedichten, dus beknopte epische liederen, met eenigszins lyrisch karakter. Men pleegt daarbij wel te onderscheiden volks b. én kunst b. Volksb. zijn episch van aard en beknopt van vorm; zo verhalen meestal met sprongen meer aanduidend dan beschrijvend; de personen worden zonder inleiding sprekend ingevoerd. Als bij alle volkspoëzie is de dichter onbekend. Vbb. uit de Nederl. letterkunde zijn: Heer Halewijn, Van twee Koningskinderen, Het daghet in den Oosten. — Kunstb. zijn het werk van den enkeling, die daarbij zijn stof uit de volkspoëzie put b.v. Goethe’s Erlkönig”, of er naar streeft het zelfbedachte onderwerp in den toon der volksb. te dichten, b.v. Hélène Swarth, Een Lied van de Zee. Tot de groote dichters behooren in Engeland Coleridge en Wordsworth; in Duitschland Goethe, Schiller, Bürger, Uhland, Heine; in Frankrijk André Chénier, V. Hugo; bij ons werden er o.a. gedicht en vertaald door Bilderdijk, Staring, Hofdijk, Dautzenberg, Potgieter, Hélène Swarth.—2) (muz.). In de middeneeuwen een zeer geliefde kunstvorm, waarbij de zangstemmen de dansenden begeleidden met korte strofen en een telkens wederkeerend refrein, terwijl de instrumentalisten eene (ongeschreven) begeleiding fantaseerden. Tegenwoordig wordt aan een zekeren vorm van instrument.-muziek de naam b. gegeven. Uitnemend mooie voorbeelden daarvan schreven Chopin en Brahms.