Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Arbeider

betekenis & definitie

Arbeider. Als zoodanig wordt in den regel niet ieder, die arbeidt, aangeduid, maar slechts de werkman, de loonarbeider, die in dienst van een ander lichamelijken arbeid verricht. Zoo wordt veelal niet tot de arbeiders gerekend een timmerman voor eigen rekening en evenmin een kantoorbediende. De arbeiders worden onderscheiden in vaste en losse arbeiders, naar gelang zij al of niet in vasten dienst zijn, in skilled en unskilled labourers (Eng.), naar gelang zij al of niet arbeid verrichten, waarvoor eene speciale opleiding vereischt wordt. De eersten zijn bij de bestaande verdeeling van arbeid veelal vakarbeiders.

In den zin van het Burgerlijk Wetboek is arbeider ieder, die zich bij eene (arbeids)overeenkomst verbindt, in dienst van de andere partij, den werkgever, tegen loon gedurende zekeren tijd arbeid te verrichten (art. 1637a). Het is onverschillig waarin de arbeid bestaat, of hij geestelijk is of lichamelijk. De directeur eener naamlooze vennootschap is evengoed arbeider als de huisbediende of fabrieksarbeider.

In andere wetten heeft „arbeider” een meer beperkte of bijzondere beteekenis, zoo bijv. in de Veiligheidswet en de Steenhouwerswet.