Ambtsmisdrijven en -overtredingen - strafbare feiten, door een ambtenaar als zoodanig gepleegd. Zij zijn te onderscheiden in eigenlijke ambtsdelicten (strafb. feiten, welke alleen door een ambtenaar gepleegd kunnen worden, geregeld in artt. 355—380 en 462—468 Sr. en verder in tal van bepalingen in afzonderlijke wetten) en oneigenlijke ambtsdelicten (strafb. feiten, welke op zich zelf ook door een niet-ambtenaar kunnen worden gepleegd; maakt een ambtenaar zich daaraan schuldig en schendt hij daardoor een bijzonderen ambtsplicht of maakt hij daarbij gebruik van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, dan kan de straf krachtens art. 44 Sr. met een derde worden verhoogd). De ambtsdelicten, zoo eigenlijke als oneigenlijke, begaan door sommige hooge ambtenaren, worden niet door den gewonen rechter, maar door den Hoogen Raad berecht; zie artt. 164 Grw., 92 R.O. Van de ambtsdelicten van ambtenaren van den burgerlijken stand, notarissen en enkele andere categorieën van ambtenaren wordt niet door den strafrechter, maar door den burgerlijken rechter kennis genomen. Zie artt. 137 B.W., 854 Rv. e. a.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk