Abt (Franz), componist, geb. te Eilenburg, 22 Dec. 1819, gestorven 31 Maart 1885 te Wiesbaden, bezocht de „Thomasschule” te Leipzig en zou theologie studeeren. Al spoedig nam de muziek hem geheel in beslag; hij leidde eene „philharmonische” studentenvereeniging en werd meer en meer als componist gewaardeerd. 1841 werd A. benoemd tot muziekdirecteur v. h. hoftheater te Bernburg, maar reeds in hetzelfde jaar verwisselde hij deze betrekking met die van dirigent der Abonn. Conc. te Zürich; ook de opera aldaar werd door hem geleid.
In 1852 benoemd tot hofkapelmeester te Bronswijk, hield hij daar verblijf tot aan zijne pensioneering in 1882. De composities van A. waren in zijnen tijd zeer geliefd; enkele van zijne liederen („Wenn die Schwalben heimwärts ziehen”, „Gute Nacht, du mein herziges Kind” enz.), en vele van zijne mannenkoren, werden in heel Duitschland, en ook daarbuiten, gezongen. Ofschoon men aan de muziek van A. eene zekere melodische behoorlijkheid niet ontzeggen kan, heeft zij te weinig diepte om eenen blijvenden indruk te maken. Enkele ouderen onder ons herinneren zich, dat zijne liederen veel gezongen en gaarne gehoord werden; het jongere geslacht kent nauwelijks den naam A.