Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Trappisten

betekenis & definitie

Trappisten - leden van de beroemde Cisterciënserorde; zij ontleenen hun naam aan het klooster Maison-Dieu Notre Dame de la Trappe, gesticht in 1140; dit klooster is gelegen in een vallei, genaamd „La Trappe”, in het tegenwoordige bisdom Séez (Frankrijk). Thans voert het klooster den naam Notre Dame de la Grande Trappe, à Soligny-la-Trappe. Het behoorde oorspronkelijk tot de congregatie van Savigny, maar werd door den stichter der congregatie, den H. Stephanus, bij de orde van Cistercië ingelijfd. Toen in 1664 de abt de Rancé er reguliere abt van werd, was het klooster ten gevolge van het zoo beruchte commendewezen en de onophoudelijke oorlogen zeer in regeltucht achteruit gegaan.

De Rancé wilde er de oorspronkelijke Cisterciënserregels weer invoeren, maar stuitte op moeilijkheden. Daarom verving hij sommige punten door gestrenge gebruiken, ontleend aan de oude kluizenaars der woestijn. Toen ten gevolge der Fransche revolutie ook La Trappe werd opgeheven, stichtten de monniken verschillende kloosters in Europa en Amerika en vormden weldra drie van elkander onafhankelijke congregaties, die ieder door een vicaris-generaal bestuurd werden, maar overigens onder de opperjurisdictie van den generaal der Cisterciënsers stonden. In 1892 vereenigde paus Leo XIII de drie T. congregaties tot één afzonderlijke orde, die den officieelen naam draagt van: Ordo Cisterciensium reformatorum seu strictioris observantiae, d. i. orde der hervormde Cisterciënsers of van de strikte observantie. De naam T. leeft alleen sinds dien nog in den volksmond. In ’t geheel hebben zij 59 mannenkloosters; in ons land te Tilburg, Echt, Diepenveen, Tegelen en Zundert. Verder 18 vrouwenkloosters, waarvan geen enkele in ons land. De T., of beter gezegd de hervormde Cisterciënsers, zijn een z.g. contemplatieve of beschouwende orde en wel de strengste, die er bestaat.

Hun voornaamste doel is het koorgebed dagelijks zoo plechtig mogelijk te vieren en boetvaardigheid te doen over de zonden der wereld. De boetvaardigheid is dan ook het kenmerk van den Trappist. Na een nachtrust van 7 uren op een harden stroozak staat hij om 2 uur des nachts op en blijft in de kerk, ook bij de felste koude, tot ongeveer 4 uur. Onophoudelijk gedurende den dag roept de kloosterklok hem weer naar de kerk voor koorgebed of overweging. Verder houdt hij zich dagelijks verscheidene uren bezig met handenarbeid en studie. De kost is zeer voedzaam, maar uiterst schraal. Nooit gebruikt hij vleesch, visch of eieren, tenzij in zware ziekten. De Vastentijd duurt van 14 September tot Paschen.

Hij onderhoudt een eeuwigdurend stilzwijgen. Wat hij zijn medebroeders heeft mede te deelen, geschiedt door teekens. Alleen met de oversten, biechtvader en bij uitzondering met een bezoeker van het klooster mag hij spreken over noodzakelijke zaken. De kleeding is geheel van wol en bestaat, wat de bovenkleederen betreft, uit een habijt van wit laken, daarover een zwart scapulier met kap, bijeengehouden door een breeden lederen gordel. Als koorkleed draagt hij een groot gewaad met kap en zeer lange en breede mouwen, kovel genaamd. De broeders dragen bruine kleederen en hebben een mantel in plaats van de kovel.

< >