Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zeeroof

betekenis & definitie

m., daad van geweld aan een schip in volle zee gepleegd (e); (bij uitbreiding) ook aan een luchtvaartuig (e).

(e) RECHT. Zeeroof is een volkenrechtelijk delict dat in art. 15 van het Geneefse Verdrag inzake de volle zee van 29.4.1958, evenals in het ontwerp Zeerechtsverdrag (Informal Composite Negotiating Text), artt. 101—107 van de Derde VN-Zeerechtconferentie als volgt wordt omschreven:

1. iedere onwettige daad van geweld, aanhouding, alsmede iedere daad van plundering die door de bemanning of de passagiers van een particulier schip of een particulier luchtvaartuig voor persoonlijke doeleinden wordt gepleegd en die is gericht:
a. in volle zee, tegen een ander schip of luchtvaartuig of tegen personen of eigendommen aan boord van een zodanig schip of luchtvaartuig;
b. tegen een schip, een luchtvaartuig, personen of eigendommen op een plaats die buiten de rechtsmacht van enige staat valt;
2. iedere vrijwillige deelneming aan de exploitatie van een schip of luchtvaartuig met kennis van de feiten die het schip of luchtvaartuig tot zeeroversschip of zeeroversluchtvaartuig maken;
3. iedere opruiing tot of opzettelijke vergemakkelijking van een sub 1 en 2 omschreven handeling. Het betreft hier steeds acties gericht tegen een ander schip of luchtvaartuig en niet gewelddaden verricht door opvarenden aan boord van eigen schip, waaronder begrepen muiterij.

Daden van zeeroof zoals omschreven kunnen ook bedreven worden door een oorlogsschip, staatsschip of staatsluchtvaartuig waarvan de bemanning heeft gemuit en het beheer van het schip of luchtvaartuig heeft overgenomen. Oorlogsschepen en militaire luchtvaartuigen (niet handelsschepen en burgerluchtvaartuigen) van alle naties hebben het recht zeerovers te achtervolgen, aan te houden en op te brengen. Dit betekent dat zeerovers bestraft kunnen worden door de rechters van alle naties. Deze internationalisatie van de bestraffing van zeeroof hangt samen met het feit dat een zeerover als hostis humani generis (vijand van de mensheid) wordt beschouwd. De achtervolging en aanhouding van zeerovers mag echter nimmer plaats vinden binnen de territoriale zee van een andere staat dan waartoe het achtervolgende schip behoort. GESCHIEDENIS . Zeeroof is de gehele geschiedenis door voorgekomen.

Het verschil met de →kaapvaart was theoretisch. Reeds het oude Egypte had te lijden van roversbenden van volken uit Klein-Azië die echter ook Egypte van huurtroepen voorzagen. In de oudheid werd de Middellandse Zee feitelijk beheerst door zeerovers. De toestand werd zo onhoudbaar, dat de Romeinen met een krachtige vloot optraden. Pompeius kreeg in 67 v .C. vrijwel onbeperkte volmacht van de Senaat, stationeerde zijn vloten in de gehele Middellandse Zee en veegde haar schoon. Tijdens de middeleeuwen traden in de Middellandse Zee de islamitische zeerovers op.

Gedurende een drietal eeuwen plunderden islamitische piraten Europese koopvaarders, moordden bemanning en passagiers uit of verkochten ze als slaven. In 1415 veroverde Portugal het zeeroversnest Ceuta, waarmee de overzeese expansie van Portugal begon. De kaapvaart in Het Kanaal was een speciaal privilege van de →Cinque Ports, die Het Kanaal in de 13e eeuw even gevaarlijk maakten als destijds de Middellandse Zee. In de middeleeuwen ontbrak de scheiding tussen handel en roof. Ook de →Hanze maakte er zich in de Scandinavische landen aan schuldig, maar moest op haar beurt in Engeland, Novgorod en aan de Vlaamse kust voor overvallen beducht zijn. In de 16e eeuw werd de Middellandse Zee onveilig gemaakt door zeerovers uit Afrikaanse havens.

Ca. 1530 werd Algiers de hoofdzetel van de →Barbarijse zeerovers. Toen na de Slag bij Lepanto (1571) de Middellandse Zee definitief voor de Turken gesloten werd, kwam de Barbarijse zeeroof tot sterke ontwikkeling. Pas de Franse verovering van Algiers (1830) maakte aan deze zeeroverij een einde. De zeelieden van de gekaapte schepen werden als slaven naar de binnenlanden gevoerd; zij werden veelal tegen een losgeld vrijgelaten. In de eerste helft van de 16e eeuw waren de Schotten gevreesd in de Engelse en Ierse wateren; verder opereerden er zeerovers uit Normandië, Spanje en de Nederlanden. In de 16e eeuw had de zeeroof zich tot een belangrijk bedrijf ontwikkeld, evenals de kaapvaart, dat een bedrijf werd, dat op de open zeeën werd uitgeoefend.

De ontdekkingsreizen van W. Raleigh en F. Drake waren tevens zeer winstgevende kaapvaartondernemingen op Spaanse schepen. In de 17e en 18e eeuw was kaapvaart van Europeanen tegen onderdanen van andere Europese mogendheden geoorloofd, zelfs wanneer er tussen de betrokken regeringen geen formele staat van oorlog bestond. De zeeroof werd door de vele oorlogen en door de kaapvaart gelegaliseerd. In Engeland, Frankrijk en de Nederlanden was de uitrusting van kaperschepen een goede geldbelegging.

In tijden van nationale moeilijkheden werd de zeerover een zeer gewaardeerde steun. In het westen van de Atlantische Oceaan opereerden in de tweede helft van de 17e eeuw de →boekaniers, gevormd door Engelsen, Fransen en Hollanders. Oorspronkelijk ontstaan uit haat tegen Spanje en zijn exclusieve protectionistische politiek, kon de vrijheid van de boekaniers toenemen doordat Engeland het te druk had met zijn burgeroorlogen en door de naijver tussen Fransen en Spanjaarden. Na de Vrede van Rijswijk (1697) was de bloeitijd van de boekaniers echter voorbij. In de 18e en begin 19e eeuw was zeeroof een belangrijk onderdeel van de Engels-Franse en Engels-Amerikaanse oorlogen. Als deze zeeroof particulier bezit betrof, door schepen uitgerust met door regeringen uitgegeven kaperbrieven, was dit feitelijk openlijke zeeroof. Door deze kaperbrieven werd de scheidslijn tussen kaapvaart en zeeroof zo vaag, dat daardoor aanvallen op schepen in vredestijd bevorderd werden. →Parijs, Declaratie van (1856).

LITT. E.K. Chatterton, The romance of piracy (1914); T. Gosse, A general hist. of the pirates (1925); L.C. Vrijman, Kaapvaart en zeeroverij (1938); W.Jappe Alberts en H.P.H. Jansen, Welvaart in wording (1964); F.R.

Stockton, Buccaneers and pirates of our coasts (1967); G. Blond, Hist. De la flibuste (1969); J.G.van Dillen, Van rijkdom en regenten (1970); K.R.Andrews, Elizabethan privateering, English privateers during the Spanish War 1558—1603 (1964); N.Williams, The Sea Dogs (1975).

< >