Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gezin

betekenis & definitie

o. (-nen),

1. vrouw en kinderen: hij gaat met zijn op reis; soms vooral of alleen met gedachte aan de kinderen: hij krijgt al een heel -;
2. de gezamenlijke huisgenoten met inbegrip van de man, de samenleving in het huwelijk van man en vrouw, met of zonder inwonende kinderen (e): dit — bestaat uit vijf personen; een katholiek —; een kinderloos —;
3. de personen die bij iemand inwonen en bij hem in dienst zijn: de boer was juist met zijn gehele (vrouw, kinderen en personeel) aan het eten.

(e) Het behoort tot de essentie van het menselijk bestaan dat voor menswording een menselijke omgeving een volstrekte noodzakelijkheid is. In dit verband spreekt men wel van ‘tweede geboorte’ of primaire socialisatie. Hiermee wordt het proces van psychisch-culturele ontwikkeling bedoeld zonder welke men zich een mens niet als volwaardig kan voorstellen. De daartoe noodzakelijke garantie bestaat minimaal uit één ouder mens met wie het kind een langdurige en intieme relatie onderhoudt. Van oudsher heeft de samenleving dit primaire socialisatieproces van institutionele waarborgen voorzien. In de westerse samenlevingen is hiervoor de meest gebruikelijke vorm het gezin.

In ruime zin gedefinieerd vallen hieronder ook een ongehuwde moeder met haar kind, een broer en zuster of twee vriend(inn)en die voor het kind zorgen enz. In de loop der historie hebben diverse (sub)culturen en perioden een grote variatie van geïnstitutionaliseerde sociale formaties ontwikkeld, waarbij de telkens eigen historische institutie als het standaardmodel van het gezin fungeerde. Wel wordt algemeen aangenomen dat, op welke wijze ook geïnstitutionaliseerd, deze langdurige intimiteitsrelatie aan zekere eisen moet voldoen om de primaire socialisatie in een, gezien de omstandigheden, optimale personalisatie te doen uitmonden, ➝gezinssociologie. Het gezin wordt soms ook kernfamilie genoemd in navolging van de Engelse term ‘nuclear family’. Terwijl het westerse gezin een sterk autonome eenheid is met een grote mate van zelfstandigheid in economisch en opvoedkundig opzicht, zijn bij sommige volken (b.v. in West-Irian) de vader en moeder slechts op bepaalde tijden samen en worden de functies ten aanzien van de kinderen veel meer vervuld door hun moeders broer dan door hun vader (opleiding, initiatie enz.). In andere maatschappijen maakt het gezin deel uit van een grotere bijeenwonende eenheid (b.v. een ➝extended family of ➝clan); het gezin is hier als biologische eenheid nog wel te herkennen, maar als sociale institutie is het van veel minder belang dan het grotere familieverband.

Daar waar ➝polygynie voorkomt, bestaat het huishouden van een man uit verscheidene gezinnen, die niet altijd bijeen wonen. Hoewel dat in westerse landen vaak gedacht wordt, is dus het gezin als sociale institutie (‘bouwsteen van de maatschappij’) beslist niet universeel.