Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gedachte

betekenis & definitie

v. (-n),

1. (abstract) de daad van het denken aan iets: de — aan vrouw en kind sterkte hem; snel als de —;
2. het nadenken of peinzen: zij was vol gedachten; in gepeins zijn, in zichzelf gekeerd zijn, m.n. met het bijdenkbeeld, dat men daardoor in een toestand van afgetrokkenheid verkeert: diep in gedachten zijn; in —(n) staan (zitten), in een onbeweeglijke houding, in zichzelf gekeerd zijn, in gepeins staan of zitten; zich in (zijn) gedachten verliezen, er zich geheel in verdiepen; verloren, verzonken in gedachten, geheel in zichzelf gekeerd; iets in —(n) doen, iets doen terwijl men aan iets anders denkt en dus hetzij werktuigelijk, hetzij zonder erg of opzet: in — speelde hij met zijn sleutelring;
3. de daad van het denken of overleggen, overleg, beraad: iets in (zijn) —(n) nemen, het in overweging nemen, met zichzelf erover te rade gaan;
4. (concreet, subjectief) voorstelling van de geest, denkbeeld: een — vormen; een — uiten; een kortstondige —; een sombere —; iemands innigste gedachten, zijn geheimste of meest verborgen gedachten; een — van hoop, een hoopgevende, gedachte; de schakel van de gedachten, de aaneenschakeling en ontwikkeling van de ene voorstelling uit de andere; de kring van iemands gedachten, de omvang van de voorstellingen van iemands geest, die geringer of uitgebreider is naarmate van zijn ontwikkeling; zich geen — van iets kunnen maken, er zich geen voorstelling of geen denkbeeld van kunnen vormen; het zijn maar gedachten, het zijn maar voorstellingen die niet aan de werkelijkheid beantwoorden; gedachten zijn tolvrij, ieder heeft de vrijheid om te denken wat bij hem opkomt: m.n. een voorstelling van de geest in betrekking tot de inhoud gedacht, een denkbeeld: de — alleen dat je het zou willen doen, maakt me bang; zich met deze of gene gedachten bezighouden, over het bedoelde of genoemde denken; bij uitbreiding, meestal in het mv., het denkof voorstellingsvermogen; de som van iemands gedachten of voorstellingen: de verrukking boeit mijn gedachten, overstelpt mij geheel; in zijn —(n), in zijn geest, in zijn verbeelding, (ook) bij zichzelf in zijn binnenste: zich in ge-

dachten verplaatsen naar; hij is met zijn gedachten afwezig, hij is afgetrokken; waar zijn uw gedachten? waar denkt u over?; zijn gedachten zijn elders, hij denkt aan andere dingen enz.; dat gaat mijn gedachten te boven, mijn bevattingsvermogen; iets in zijn gedachten of in — houden, er voortdurend of telkens aan denken, m.n. met de bedoeling er te zijner tijd uitvoering aan te geven; uit de gedachten gaan, vergeten worden; nooit uit iemands gedachten zijn, hem voortdurend voor de geest staan; in de gedachten komen, voor de geest komen; in iemands of iemand in de gedachten (op)komen, in zijn geest opkomen, bij iemand opkomen (van plannen of voornemens gezegd, die iemand in het hoofd krijgt); zijn gedachten met iets bezighouden, eraan denken, er zijn geest mee bezighouden; zijn gedachten verzamelen, alle aandacht op één punt richten; zijn gedachten bij elkaar houden, zijn geest niet laten afdwalen, rustig en kalm voortdenken; zijn gedachten bij iets houden, er zijn gehele aandacht aan wijden; zijn gedachten over iets laten gaan, erover denken;

5. (objectief) voorstelling van de geest als produkt van het denkvermogen, op een of andere wijze tot uiting gebracht: een juiste, belangrijke —; zijn gedachten ontwikkelen; (in betrekking tot voortbrengselen van schilderkunst, muziek enz.) het gronddenkbeeld dat erin is uitgedrukt: dit lied geeft de gedachten van de componist voortreffelijk weer;
6. overleg, beraming, (bij uitbreiding) voornemen, plan; op de — komen, op het denkbeeld komen, zich voornemen; op twee gedachten hinken, in twijfel staan of men het een dan wel het ander zal kiezen, (ook) zichzelf niet gelijk blijven; van — zijn, van plan zijn; van —(n) veranderen, van plan veranderen; iemand tot andere — brengen, hem van plan doen veranderen;
7. mening, gevoelen, oordeel, beschouwing, zienswijze: bij zijn gedachten blijven; ik was in de — dat, ik meende; van — zijn, van gevoelen of oordeel zijn, oordelen; naar iemands —(n), naar iemands mening, gevoelen of zienswijze, volgens wat hij denkt of oordeelt; in gedachten met of van iemand verschillen, andere meningen hebben of anders over iets denken of oordelen dan hij; tegen zijn gedachten spreken, iets anders zeggen dan wat men over iets denkt; iemand tot andere, betere enz. gedachten brengen, hem van het verkeerde van zijn mening of zienswijze overtuigen en zodoende tot een ander inzicht brengen; (ook) tot inkeer brengen, evenzo tot andere gedachten komen;
8. mening die men aangaande een persoon of zaak heeft, waardering, dunk: een goede, slechte, ongunstige — (of gedachten) van of over iemand of iets hebben, geven enz.; een grote, hoge, kleine, geringe enz. —(n) (of gedachten) van iemand of iets hebben, opvatten, zich vormen, inboezemen enz., er een grote of geringe dunk van hebben (krijgen, doen ontstaan enz.); ze hoog of laag schatten, of wel, er zich veel of weinig van voorstellen;
9. vermoeden: geen — op iets hebben, er geen vermoeden van hebben.