bn.,
1. geheiligd: op het — altaar; de gewijde band van het huwelijk, het heilige huwelijksverbond; 2. (Rooms-Katholieke Kerk) gezegend door er bepaalde gebeden over uit te spreken: — water, wijwater; gewijde aarde, gewijde grond, begraafplaats die onder bijzondere ceremoniën gezegend is: zijn gebeente rust niet in gewijde aarde;
3. bij uitbreiding ook van zaken die geen eigenlijke wijding hebben ondergaan: de gewijde Schrift, de bijbel; de gewijde geschiedenis, de bijbelse geschiedenis; een gewijde stof, een godsdienstig onderwerp; gewijde muziek, kerkmuziek; een gewijde handeling, een kerkelijke plechtigheid; een gewijde plek, die door herinneringen aan personen of gebeurtenissen geheiligd is;
4. een wijding ontvangen hebbend: een — priester; gewijde maagden.