Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gek, (onnozel, bespottelijk)

betekenis & definitie

bn. en bw. (-ker, -st),

1. van het verstand beroofd, krankzinnig: zijn; dat gezeur zou mij — maken, het verstand doen verliezen en tot onzinnigheden of buitensporigheden doen overslaan; zich (half) zoeken, zo lang met inspanning (m.n. vruchteloos) zoeken dat men er als het ware het verstand bij verliest; het is om — te worden, nl. door hevige ergernis, afmattende zorgen, overmatige drukte, waarbij iemand ‘het hoofd omloopt’; — van angst, buiten zichzelf;
2. in woorden of daden blijk gevend van gemis aan gezond verstand, onnozel, dwaas, zot: wat een gekke vent!; is hij — hoe komt hij erbij daar aan te denken?; volstrekt niet — zijn, zeer goed zijn verstand hebben; hij is zo niet als hij er wel uitziet, hij is verstandiger dan men zou vermoeden; wel goed, maar niet —, wel goedhartig, maar niet dwaas of sullig;
3. mal, bespottelijk: wat zie je er uit met die hoed op!; door allerlei dwaasheden of grappen, gezegden, kwinkslagen, invallen enz. anderen vermakend en aan het lachen brengend, grappig;
4. — met iets (of iemand) zijn, er een overdreven liefde of genegenheid voor betonen; — op iemand zijn, op iemand verliefd zijn (en daardoor tot allerlei dwaasheden in staat); op iets, er zeer verzot, dol op;
5. (van zaken) dwaas, mal, onzinnig: gekke redenen; een gekke inval: een gekke uitdrukking; gekke streken begaan; (zelfst.) iets geks; gekke praat, malle taal; zottepraat, onzin, gewoonlijk gekkenpraat geheten; (van stoff. of onstoff. zaken die een persoon betreffen) door ongerijmdheid, zonderlingheid of buitensporigheid een dwaze indruk makend, bespottelijk, dwaas, mal: de onhebbelijke gewoonte om alles — te noemen wat ons vreemd voorkomt of alleen maar onbekend is; gekke kuren; het gekke (van iets), het bespottelijke van iets; dat is al te —, dat (te doen of te geloven) is al te dwaas of te ongerijmd; dat is te — om van (of over) te spreken, om los te lopen enz., zegswijzen om te kennen te geven dat men wat een ander meedeelt of opwerpt, als volstrekt ongerijmd verwerpt; een — figuur maken (of slaan), door zijn optreden, houding of doen een belachelijke indruk maken; (in beperkter opvatting) lachwekkend, grappig: een stuk; hij gebruikt van die gekke uitdrukkingen; met ontkenning, als litotes: dat lijkt me niet -, dat lacht me wel toe, lijkt wel verstandig; dat is lang niet —, is heel aardig;
6. (overdr.) een geval, een geval waarop men niet gerekend had, en waar men mee inzit; zich in een gekke toestand geplaatst zien, in een netelige, lastige, moeilijke toestand; dat ziet er uit, dat is een lelijk, een netelig geval; 7. bw., op een gekke wijze, dwaas, bespottelijk: iets zeggen; je hebt daarin al heel — gehandeld; opkijken, — staan of zitten kijken, vreemde ogen opzetten, verwonderd opzien; bespottelijk: zet toch die hoed niet op, die je zo — staat; er — af komen, er lelijk of slecht afkomen; dat komt —, of dat treft —, dat treft slecht.

< >