]→Gr.], (het accent wisselt), m. (-s),
1. zeer nauwkeurig lopend uurwerk (e);
2. uurwerk waarop zeer kleine tijdsdelen kunnen worden afgelezen, b.v. gebruikt bij snelheidswedstrijden tot het nauwkeurig aangeven van het tijdsverloop tussen het ogenblik van vertrek en dat van aankomst;
3. (muziek) maat-, tijdmeter, metronoom.
(e)De ontwikkeling van de chronometer is vooral gestimuleerd door de toepassing van nauwkeurige tijdmeting in de plaatsbepaling op zee. In dit verband is een belangrijke bijdrage te noemen van John Harrison (*1693, †1776), die in 1759 een chronometer construeerde, die op een zeereis van 39 dagen een gangsfout van 5 seconde vertoonde. Hij verdiende hiermee de door de Engelse regering uitgeloofde premie van £20 000. Door het gebruik van de chronometer in de plaatsbepaling op zee (het bestek) werd het mogelijk ver afgelegen eilanden nauwkeurig in kaart te brengen en aanloopbaar te maken. De grote nauwkeurigheid van de chronometer is bereikt door de →onrust (juister is: de balans) een grote diameter te geven en de as verticaal te houden door een cardanische ophanging van het uurwerk, door een gunstiger vorm van de bij de onrust behorende spiraalveer, door een verbeterd →echappement en door het aandrijvend veerwerk van een inrichting tot het constant houden van het koppel te voorzien. Een goede chronometer heeft een gangsfout van 0,01 seconde per dag.