Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

inrichting

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het maken; wijze van samenst., constructie: een locomotief van bijzondere —;
2. toestel m.n. als deel van een groter werktuig: aan de machine is een aangebracht om de afgewerkte stoom weer te kunnen gebruiken;
3. het geschikt, in orde maken en de wijze waarop dit gebeurd is: de — van een huis, de meubilering en stoffering: ook de verdeling in kamers enz.;
4. organisatie: de van de Staat;
5. instelling, stichting, instituut; — voor middelbaar onderwijs; (recht) instelling met een humanitair, niet-commercieel doel; pregn. als eufemisme voor gesticht voor zwakzinnigen: zij zit in een —;
6. zaak, bedrijf, etablissement: het is verboden inrichtingen, die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken, op te richten zonder vergunning;
7. gebouw, lokaliteit: elke waar sterke drank wordt verkocht.