haan - zelfstandig naamwoord
1. mannelijke kip
♢ er loopt maar één haan tussen de kippen
1. zijn haan moet altijd koning kraaien
[hij moet altijd zijn zin krijgen]
2. die zijn zó fijn, ze doen 's zondags de haan onder de mand (TB)
[zodat hij niet met de kippen kan paren]
3. de gebraden haan uithangen
[veel geld uitgeven]
4. daar kraait geen haan naar
[niemand zal het opmerken]
Zelfstandig naamwoord: haan
de haan
de hanen
het haantje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk