Wat is de betekenis van Haan?

2024-04-23
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

haan

Het begrip haan heeft 4 verschillende betekenissen: 1) mannelijke kip. kip van het mannelijke geslacht met een grote, rode kam die een kraaiend geluid maakt dat klinkt als kukeleku; mannelijke kip. 2) mannetjesvogel. mannetje van hoenderachtige vogels. 3) Chinees dierenriemteken. tiende teken in de twaalfjaarlijkse cyclus van...

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

haan

1) (1651) (plat) mannelijk lid. Vgl. Eng. slang: cock. • Maar met een beetje wringen zat die ballon om m’n haan. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968) • Op een keer toen ik teveel had gezopen en een mokkeltje effe een flinke beurt wilde geven, begon ze zo hard te gillen toen ze m’n haan zag, dat in een ti...

2024-04-23
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Haan

Zie Hanne

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

haan

haan - Zelfstandignaamwoord 1. (vogels) mannelijk dier bij de hoenderachtige vogels De haan kraaide ons vroeg wakker. 2. het onderdeel van een vuurwapen dat een slaande beweging maakt als de trekker wordt overgehaald Verwante begrippen [1] hen, kip, kuiken, kapoen

2024-04-23
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Haan

De haan kraaide (driemaal), gezegd als aankondiging of constatering van leugen of verraad. Het kraaien van de haan wordt in de bijbel genoemd in de geschiedenis van de verloochening van Jezus door Petrus. Alle vier de evangelisten vertellen hoe Jezus, tijdens de gesprekken over zijn aanstaande dood, de trouw van zijn volgelingen in twijfel trekt, e...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

haan

haan - zelfstandig naamwoord 1. mannelijke kip ♢ er loopt maar één haan tussen de kippen 1. zijn haan moet altijd koning kraaien [hij moet altijd zijn zin krijgen] 2. die zijn z...

2024-04-23
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Haan

Mannelijk Huishoen, Gallus gallus forma domesticus. In het ornithologisch jargon ook het ♂ van Fazant, Auerhoen en Korhoen. Bij de Kemphaan ft: het f; vandaar fries Hoants ←.In de gewone omgangstaal zijn er erg veel uitdrukkingen en zegswijzen met haan (Haantje de voorste; Zijn haan wil koning kraaien; De haan kraait het hardste op zijn eigen...

2024-04-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

haan

- de haan van het kot, de baas van een zaak of het hoofd van het gezin of de belhamel.- Engels haantje, krielhaantje.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Lexicon van het bijgeloof

Walter Gerlach (2000)

Haan

→ Basilisk.