maar - voegwoord, bijwoord
1. geeft een tegenstelling aan
♢hij is wel aardig, maar ook een beetje gek
2. niet meer dan dat
♢hij heeft maar twee kinderen
Algemene uitdrukkingen:
1. laat maar
[het hoeft niet meer]
2. nee maar!
[verbaasde uitroep]
3. toe maar
[ga ermee door]
4. ik deed het zo maar
[zonder duidelijke reden]
5. het is maar al te duidelijk
[erg duidelijk]
6. hij bleef maar eten
[hij ging ermee door]
Voegwoord: maar
Bijwoord: maar
Synoniemen
doch, echter, nochtans, evenwel, daarentegen, slechts
Gepubliceerd op 31-10-2017
maar
betekenis & definitie