Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

geloven

betekenis & definitie

geloven - regelmatig werkwoord
uitspraak: ge-lo-ven

1. denken dat het waar is
♢ Pim gelooft niet meer in sinterklaas
1. niet te geloven zo mooi!
[onwaarschijnlijk mooi]
2. je kan beter geloven dan gaan kijken (TB)
[maak het jezelf niet te lastig]
2. helemaal op iets of iemand vertrouwen
♢ ik geloof in de vooruitgang

Algemene uitdrukkingen:
1. eraan moeten geloven
[aan de beurt zijn voor iets vervelends]
Regelmatig werkwoord: ge-lo-ven
ik geloof
jij/u gelooft
hij/zij gelooft
wij/zij/jullie geloven
ik/jij/u/hij/zij geloofde
wij/zij/jullie geloofden
hij heeft geloofd
de/het/een geloofde ....
gelovend, gelovende