Werkwoorden vervoegen
geloven
Tegenwoordige tijd geloven
Ik geloof
Jij gelooft
geloof
U gelooft
Hij/Zij/Het gelooft
Wij geloven
Jullie geloven
Zij geloven
Verleden tijd van geloven
Ik geloofde
Jij/U geloofde
Hij/Zij/Het geloofde
Wij geloofden
Jullie geloofden
Zij geloofden
Voltooid deelwoord van geloven
geloofd
Tegenwoordig deelwoord van geloven
gelovend