benijden - regelmatig werkwoord
uitspraak: be-nij-den
1. er jaloers op zijn, het ook willen (hebben)
♢ ik benijd Kilian zijn dure auto
1. beter benijd dan beklaagd
[beter benijd om je voorspoed, dan beklaagd om je tegenspoed]
Regelmatig werkwoord: be-nij-den
ik benijd
jij/u benijdt
hij/zij benijdt
wij/zij/jullie benijden
ik/jij/u/hij/zij benijdde
wij/zij/jullie benijdden
hij heeft benijd
de/het/een benijde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
benijden
betekenis & definitie