Gepubliceerd op 01-12-2020

zelfreiniging

betekenis & definitie

vermogen dat een bepaald milieucompartiment (b.v. bodem, oppervlaktewater) bezit om daarop of daarin aangebrachte stoffen onschadelijk te maken voor dat compartiment.

In het oppervlaktewater draagt een aantal mechanismen bij aan het zelfreinigend vermogen: o.a. het achterlaten op de oevers van drijvende bestanddelen of het doen uiteenvallen ervan; het (in rustig water) bezinken van zwevende deeltjes; het afstaan van geloosde afvalwarmte; de vermindering van radioactiviteit door natuurlijk verval, bezinking e.d.; de vermindering van het aantal ziekteverwekkende organismen (b.v. prooi van hogere organismen of afsterven); neerslaan van anorganische stoffen. Met zelfreiniging wordt in het bijzonder bedoeld de biochemische afbraak van organisch materiaal, m.n. door micro-organismen. Veel anorganische zouten blijven onveranderd in het water (b.v. keukenzout), terwijl er bij de afbraak van organische stoffen veel anorganisch materiaal (o.a. fosfaat en nitraat) vrijkomt. Hierdoor kan eutrofiëring van het oppervlaktewater optreden met als mogelijk gevolg: overmatige algengroei en zuurstoftekorten. Ook voor de afbraak van geloosde organische stoffen door micro-organismen is zuurstof nodig. Dit wordt maar langzaam aangevuld vanuit de atmosfeer, zodat benedenstrooms van een lozingspunt een vermindering van het zuurstofgehalte optreedt.

Omdat blijkt dat van vele grote rivieren, meren en zelfs zeeën het zelfreinigend vermogen onvoldoende is om een steeds toenemende waterverontreiniging te voorkomen, wordt in dichtbevolkte gebieden steeds meer gestreefd naar een vergaande afvalwaterbehandeling. Voor stoffen als DDT, diëldrin en polychloorbifenylen, die niet of slechts zeer langzaam in de natuur kunnen worden afgebroken, bestaat geen zelfreinigend vermogen. M.n. in EG-verband wordt gewerkt aan een lijst van dergelijke stoffen die geheel niet of maar in beperkte mate geloosd mogen worden. Radioactieve stoffen, zware metalen e.d. die bezonken zijn, kunnen later toch weer in het water terechtkomen.

Niet alleen water maar ook de bodem bezit een vermogen tot zelfreiniging. Hiertoe moeten vooral de afbraakprocessen door in de bodem aanwezige micro-organismen worden gerekend. Verder zijn diffusie en massatransportprocessen van belang. Door de sterk verhoogde hoeveelheden afval die in de laatste decennia op en in de bodem zijn aangebracht, is het zelfreinigend vermogen daarvan niet langer voldoende om alle verontreinigende stoffen onschadelijk te maken. Bovendien is de aard van de aangeboden synthetische stoffen vaak zodanig, dat micro-organismen niet of slechts op de lange duur in staat zijn de stoffen af te breken (→ persistente stoffen). Hierdoor blijven deze stoffen langer aanwezig, waardoor de kans groter is dat zij opgenomen worden in bepaalde voedselketens.