Gepubliceerd op 01-12-2020

Wet verontreiniging oppervlaktewateren

betekenis & definitie

(wvo), in 1970 in werking getreden en o.a. in 1981 gewijzigde wet die ten doel heeft regels te stellen tot het tegengaan en voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren. De wet is van toepassing op inrichtingen voorzover zij afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in oppervlaktewateren brengen, die naar buiten gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken.

Wat betreft dat aspect vallen die inrichtingen dus niet langer onder de Hinderwet. De wvo tracht haar doel te bereiken d.m.v. verbodsbepalingen. Het is, behoudens vergunning, verboden al dan niet met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm dan ook te brengen in oppervlaktewateren of met behulp van een werk in het water van volle zee.Ten aanzien van onder rijksbeheer vallende wateren (o.a. de grote rivieren, het Noordzeekanaal, de Nieuwe Waterweg en de daarmee in open verbinding staande havens) ligt de bevoegdheid tot het verlenen enz. van vergunning bij de minister van Verkeer en Waterstaat; die bevoegdheid ligt in handen van Gedeputeerde Staten ten aanzien van alle overige wateren in hun provincie.

Om de zoveel mogelijk uniforme regels te binden, dienen Provinciale Staten een verordening op te stellen. In de verordening staan regels omtrent samenwerking op chemisch en technisch gebied, waaronder inschakeling van het Rijksinstituut voor de Zuivering van Afvalwater (RIZA). Provinciale Staten mogen zelf bepalen of zij de bevoegdheid tot het verlenen enz. van vergunning en de uitvoering/handhaving van de verordening in handen van Gedeputeerde Staten laten (dit is het geval o.a. in Friesland, Groningen en Utrecht) of overdragen aan zuiveringsschappen (zijnde met speciaal het waterkwaliteitsbeheer belaste waterschappen) of andere openbare lichamen (dit is gebeurd bij zgn. delegatieverordening in o.a. Noord- en Zuid-Holland). Voor de vergunningprocedures gelden de regels in de Wet ABM. De ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer moeten elke vijf jaar een Indicatief Meerjarenprogramma opstellen, waarin de hoofdlijnen van het beleid ten aanzien van het kwaliteitsbeheer en de bestrijding van verontreiniging van oppervlaktewateren zijn aangegeven.

Genoemde ministers dienen voor de rijkswateren en Provinciale Staten voor alle overige oppervlaktewateren in hun provincie een waterkwaliteitsplan op te stellen, dat elke tien jaar wordt herzien. Behalve d.m.v. het vergunningenstelsel (passief kwaliteitsbeheer) kan de kwaliteitsbeheerder de waterverontreiniging bestrijden met technische maatregelen, zoals het stichten en in bedrijf houden van waterzuiveringsinstallaties (actief kwaliteitsbeheer). Om de daaraan verbonden kosten te bestrijden biedt de wet de mogelijkheid heffingen op te leggen, waarbij geldt dat de veroorzaker betaalt. Dit houdt in dat iemand die rechtstreeks of via een leiding of rioolnet verontreinigende stoffen op het oppervlaktewater loost, daarvoor een heffing moet betalen. In principe wordt de hoogte van de heffing bepaald naar rato van de hoeveelheid enI of de hoedanigheid van de geloosde stoffen, maar voor woonruimten enz. kunnen de heffingen op een gelijk bedrag per woonruimte worden vastgesteld. Voor wat betreft de strafrechtelijke sanctionering van de wvo is de Wet op de economische delicten van toepassingen.