Gepubliceerd op 01-12-2020

stratosfeer

betekenis & definitie

laag in de atmosfeer tussen ca. 15—50 km hoogte. De stratosfeer begint bij de tropopauze (de bovengrens van de troposfeer, de onderste laag van de atmosfeer) en eindigt bij de stratopauze, de overgang naar de mesosfeer.

In de stratosfeer neemt de temperatuur met de hoogte weer toe van ca. —55 °C tot ca. 0 °C. De stratosfeer vormt daardoor een inversielaag van ca. 35 km dikte. Door deze inversie is er nauwelijks menging van lucht uit de troposfeer met lucht uit de stratosfeer. In de stratosfeer treden belangrijke fotochemische processen op. De vrij intensieve ultraviolette zonnestraling met een golflengte kleiner dan 250 pm, wordt door zuurstof geabsorbeerd en splitst een deel van de zuurstofmoleculen (fotodissociatie) in zeer reactieve zuurstofatomen, die zich met andere zuurstofmoleculen verbinden tot ozon (03). Van belang is ook de fotodissociatie van stikstofdioxide (N02).

Hierbij worden eveneens zuurstofatomen gevormd. Zowel ozon als de zuurstofatomen oxideren het lachgas (N20), dat langs microbiologische weg in de atmosfeer terechtkomt. Bij de reactie van lachgas ontstaan stikstofoxiden (NO en N02). In de onderste lagen van de stratosfeer is de ozonconcentratie het grootst en vormt daar een laag die een belangrijk filter is voor ultraviolette straling. Men vreest dat deze ozonlaag wordt aangetast door o.a. freonen (drijfgassen uit spuitbussen e.d.), koolmonoxide en stikstofoxiden (afkomstig van de uitlaatgassen van het supersone vliegverkeer).

< >