Gepubliceerd op 01-12-2020

weg

betekenis & definitie

In de wegenbouwkunde wordt een weg gedefinieerd als een strook grond ingericht voor het berijden met voertuigen. Ter geruststelling wordt er dan wel aan toegevoegd dat bij weinig verkeer de natuurlijke grondslag voldoende sterk is om het verkeer te dragen.

Voorts wordt gesteld dat een weg bijna altijd ‘gebaand’ zal moeten worden, d.w.z. dat egalisatiemaatregelen moeten worden genomen en dat beken en rivieren moeten worden overbrugd. Naast deze technologische benadering van de weg zijn er ook andere waarderingen mogelijk. In de maatschappelijke context betekent de weg een mogelijkheid tot communicatie en als zodanig is de weg uit de samenleving niet meer weg te denken. Wegen verbinden echter niet alleen, ze kunnen evenzeer scheiden.Dit laatste is dikwijls het geval wanneer door wegaanleg versnippering van natuurgebieden het gevolg is. Deze versnippering kan zowel door de weg zelf, als door het verkeer over de weg veroorzaakt worden. Gelukkig beweegt de mens zich behalve gemotoriseerd ook nog op andere wijzen voort. De invloed van de wegen waarvan hij op die manier gebruik maakt, is veelal minder ingrijpend voor het omringende milieu. Zo is de onverharde weg meer een onderdeel van het natuurlijk milieu dan de verschillende vormen van verharde wegen. De onverharde weg heeft dikwijls cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden, terwijl ook recreatief gebruik door wandelaar, ruiter en fietser tot de mogelijkheden blijft behoren.

Wegen kunnen zowel verarmend als verrijkend werken op hun omgeving. Als deze invloed vervlakkend werkt, zal verarming optreden. Dit is bijna altijd het geval bij de huidige wegaanleg. In het verleden heeft (vooral de onverharde) weg ook bijgedragen aan de floraverrijking. Vanuit het centrum van de weg, veelal oorspronkelijk een karrespoor, ontstond in zijdelingse richting een gradiënt van afnemende beïnvloeding door wieldruk en tred. Deze betredingsgradiënt, die gepaard ging met bodemverdichting en vegetatievernieling, maar ook met bemesting, maakte de wegbermen toegankelijk voor de vele plantesoorten die juist aan een dergelijke gradiëntsituatie zijn gebonden.

De nog aanwezige onverharde voetpaden en landwegen leveren nog steeds een zeer waardevolle bijdrage tot de biologische differentiatie van het landschap. De laatste tijd is overigens ook de waarde van de bermen langs de verharde wegen, in de vorm van de ‘bonte berm’ weer onderkend (→ berm).

Tabel 1. Lengte van de wegen in Nederland per 1.1.1980.

wegen binnen bebouwde kom verharde wegen buiten bebouwde kom onverharde wegen buiten bebouwde kom km km km

1970 29 213 47 777 20 529
1975 34 810 51 544 18 126
1980 39 303 53 222 15 835

Groningen 1 884 2 532 396 Friesland 1 872 4 267 383 Drenthe 1 598 3 737 1 302 Overijssel 2 923 6 524 2 172 Gelderland 4 898 8 456 2 730 Utrecht 2 144 1 820 213 Noord-Holland 5 818 3 411 147 Zuid-Holland 6 828 4 265 203 Zeeland 1 311 3 996 266 Noord-Brabant 6 451 8 644 4 794 Limburg 3 339 4 644 3 217 Zuidelijke IJsselmeerpolders 237 926 12 Bron: CBS Tabel 2. Ruimtebeslag in 1970 van wegen buiten de bebouwde kom.

oppervlakte als percentage van het land buiten de bebouwde kom oppervlakte verharde wegen inclusief bermen tot een breedte van maximaal 6 m 1,7 oppervlakte verharde wegen inclusief hele bermen, klaverbladen, uitzichtdriehoeken enz. 2,5 oppervlakte verharde wegen inclusief half- en slechtverharde wegen 3,0 oppervlakte wegen inclusief onverharde wegen 3,5 Bron: TH-Delft